Daar stond ik dan, als aankomend glastuinder volgde ik een EVTO-cursus. Economische Vorming Toekomstige Ondernemers. Daar bedoelden ze mij mee. Ik dacht die ondernemer te worden. En weer werd ik door de onderwijzende kaste als ‘hopeloos geval’ beoordeeld. Zonde van hun tijd en dat gingen ze eerst maar even uitleggen.

‘Kijk, met 3.000 meter ben je gewoon te klein, dat heeft geen toekomst, ook niet voor potplanten. Je kunt beter ergens een baan gaan zoeken.’ ‘Een beetje levensvatbaar potplantenbedrijf is tegenwoordig toch wel een hectare.’ Blijkbaar vonden ze het zielig me weg te sturen en ik had mijn inschrijfgeld betaald, dus ik mocht, als ik dat dan zo graag wilde wel blijven, hoe zinloos ook.

Het voorval schoot me te binnen bij het lezen van het item over het gezinsbedrijf van Blok in de Onder Glas nieuwsbrief van enkele weken geleden. Terecht werd hier aangekaart dat ook kleine bedrijven iets toevoegen aan het palet van tuinbouwgewassen en alleen al daarom moeten worden gekoesterd. Dat worden ze helaas niet. Met 10 ha tomaten ga je volgend jaar in Nederland flink meer betalen aan energiebelasting maar heb je 100 ha dan is jouw uitstoot van minder belang en val je in een lagere staffel. In weerwil van het geleuter over klein en ambachtelijk is de praktijk op dit moment (en al 50 jaar lang) altijd en overal in het voordeel van de schaalvergroting.

Ondanks de waarschuwing ging ik toch ondernemen maar ik realiseerde me terdege dat het niet echt de moeite was waarmee ik bezig was. De regelmatige groei van het bedrijf ten spijt bleef ik me ‘een kleintje’ voelen.

Tot tientallen jaren later, ik was uitgenodigd bij een bijeenkomst met een aantal ondernemers. Weet niet meer waar en ook niet meer waarvoor, maar als je mij uitnodigt, dan kom ik. We zaten in een kring en in het voorstelrondje gaf iedereen aan waar hij of zij zoal mee bezig was. Toen het mijn beurt was had ik begrepen dat je wel ‘alles’ op moest noemen en dat deed ik dus. Even tellend en inclusief de bedrijven waarmee ik me bemoeide bleek het opeens ‘de moeite’. Zo maar uit het niets had ik een flink aantal vierkante meters bij elkaar geteld en was daarmee tot mijn verbazing opeens een van de dikkere mannetjes aan tafel. Ik telde mee.

Die wetenschap was wel wennen, ik bekeek onze toko daarna toch met iets meer respect. Die ‘volwassenheid’ kwam uiteraard met verplichtingen. Wij dronken voortaan uitsluitend verse filterkoffie en… uit echte kopjes. Decennia voor het verbod had ik het plastic al afgezworen. We bouwden een luxe kantine en serveerden op de maandagen een lunch. Kortom, een echt bedrijf.

Toen, weer vele jaren later kwam er wederom een bijeenkomst waarbij ze een voorstelrondje deden en deze keer mocht eenieder zijn omzet roepen. Dit speelde zich af in de gouden phalaenopsis jaren en die muur confronteerde me keihard met onze nietigheid. Niet alleen was ik opeens een van de kleinsten maar sommige van de jongens nu aan tafel deden gewoon even 10 tot 15 keer onze omzet. Ik werd hier verder geduld, maar meetellen deed ik allang niet meer. Dat begreep ik wel.

Met een enorme grijns op mijn bakkes reed ik die avond naar huis. De cirkel was rond en ik was weer terug bij af. Alles viel weer op zijn plaats en ik was super tevreden. Prachtig vond ik het. Zo hoort het leven te zijn. Tegen de tijd dat je denkt dat je wat voorstelt, is het tijd voor de waarheid.

Hans de Vries (was vroeger potplantenteler)
Hans@FrogsFarms.com