Toen de broers Ron en Ivo Jansen en hun vader Theo in 2007 naar het nieuwe tuinbouwgebied Het Grootslag verhuisden, besloten ze een duurzaam bedrijf neer te zetten, dat voorbereid is op toekomstige regels op milieu- en energiegebied. Ze verbruiken 5 m³ minder aardgas dan het gemiddelde paprikabedrijf. Daarom hebben ze ook hun watergeefstrategie moeten aanpassen.
Van oorsprong kwamen ze uit Kwintsheul, verhuisden naar een nieuw tuinbouwgebied in Pijnacker om vervolgens in 2007 door te verhuizen naar tuinbouwgebied Het Grootslag bij het Westfriese Andijk. Daar hebben ze nu een bedrijf van 25 ha voor de teelt van rode en gele paprika’s. “We zagen hier meer kansen voor de glastuinbouw dan in de Randstad”, vertellen de broers Ron en Ivo Jansen, die alweer de derde generatie vormen.
Maatwerk
Jansen Paprika teelt met twee andere bedrijven op een duurzame wijze blokpaprika’s onder de merknaam Paprico. Dit is het kwaliteitspaprikamerk van Growers United, waar de verkoop, kwaliteitscontrole en het verpakken zijn ondergebracht. “We kunnen straks in het nieuwe verpakkingscentrum op het bedrijventerrein WFO in Zwaagdijk nog meer naar de wensen van de klanten verpakken en leveren”, vertelt Ivo die binnen het bedrijf verantwoordelijk is voor de verkoop, energie en organisatie van het verpakken, de arbeid. Zijn broer Ron is verantwoordelijk voor de teelt.
De broers vinden samenwerking met andere telers erg belangrijk. Dat doen ze niet alleen op het gebied van de teelt en verkoop, maar ook op het gebied van energie. Samen met een ander tuinbouwbedrijf hebben ze een technische dienst. Ook hechten ze waarde aan goede werk- en leefomstandigheden van hun medewerkers. Ze hebben een hotel in Andijk laten bouwen met ruimte voor 32 mensen. Begin 2023 willen ze een tweede hotel laten bouwen.
Minder energie, goede paprika’s
Voorsorteren op wat komen gaat, is de makkelijkste manier om problemen het hoofd te bieden, is de visie van deze ondernemers. De Nederlandse glastuinbouw moet in 2050 klimaatneutraal zijn. Hierop hebben ze geanticipeerd. Al bij de bouw in 2007 investeerden ze als een van de eerste paprikatelers in een dubbel energiescherm, waarmee ze langer schermen.
“Onze teeltgoten hangen op 70 cm hoogte. Daardoor ontstaat een natuurlijke luchtstroom, waardoor het onder in het gewas niet te vochtig wordt. De planten kunnen zo voldoende verdampen. We gebruiken wel een minimumbuis om vocht af te voeren. Als het te vochtig is, krijgen we last van schimmelziekten als meeldauw en Fusarium. De temperatuur van de minimumbuizen is wel een paar graden lager. Zo kunnen we met minder energie goede paprika’s telen”, vertelt Ivo Jansen.
Aanpassen watergeefstrategie
Naar schatting gebruiken ze ruim 5 m³ minder gas dan gemiddeld. Omgerekend is dat 18 tot 20% minder warmte. Drie jaar geleden zijn ze zelfs gebeld door het energiebedrijf met de vraag of de gasmeter stuk was.
Door het lagere warmteverbruik hebben ze hun watergeefstrategie aan moeten passen, aangezien de planten minder water nodig hebben. Als de wortels natter blijven, zouden anaerobe bacteriën als Fusarium en Pythium meer kans maken.
“De norm is om in het begin van de teelt pas bij 100 joule water te geven. Nu is ons advies dat ze pas water geven bij 140 joule”, zegt Henk Brakels, specialist waterkwaliteit bij Van Iperen die de telers adviseert op het gebied van waterkwaliteit.
Alternatieve energiebronnen
Jansen Paprika bespaart niet alleen energie, maar zoekt samen met ondernemers uit het gebied naar alternatieven voor gas. Naast de eigen WKK, waarvan ze de warmte, elektriciteit en CO2 benutten, hebben ze met andere bedrijven in Het Grootslag een gezamenlijk aardwarmteproject ECA (Energie Combinatie Andijk) en een biomassacentrale.
De centrale levert via een kilometerslang leidingsysteem warm water van 84ºC van 2 km diepte aan tien aangesloten bedrijven in het gebied. Met andere telers is het bedrijf betrokken bij een biowarmte-energiecentrale die sinds 2020 op het warmtenet is aangesloten. Ivo Jansen benadrukt dat deze externe warmte in eerste instantie zeker niet goedkoper was, maar vooral duurzamer opgewekt.
Gesloten waterkringloop
Het bedrijf heeft een nullozingscertificaat. “Doordat we op goten telen, morsen we geen drainwater. We vangen het drainwater voor 100 procent op, maken het schoon met hoge- en lagedruk UV en ozon”, legt Ron uit. Hij houdt samen met Henk Brakels de waterkwaliteit in de gaten van bassin tot druppelaar. Brakels: “We monitoren maandelijks het bassin en nemen monsters van de mengbakken en het druppelwater. Met een ATP meter kunnen we de activiteit meten van bacteriën en ook algen. Daarnaast meten we het zuurstofgehalte en de pH van het water. Ook wordt het gehalte gestabiliseerde waterstofperoxide gemeten.”
Streven naar nog duurzamer
De laatste jaren hebben de twee ondernemers veel tijd geïnvesteerd in een strakkere organisatie met als doel om het bedrijf verder te verduurzamen. In 2030 moet de land- en tuinbouw in Nederland bestaan uit duurzame productie met weerbare planten en teeltsystemen, waardoor ziekten en plagen veel minder kansen krijgen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk kan worden voorkomen. De telers merken dat hun klanten nu al residuvrije producten verwachten. Daarbij komt dat het middelenpakket steeds kleiner wordt.
Met het keurmerk ‘On the way to Planetproof’ laten ze zien dat ze al een flink stuk onderweg zijn. Ivo: “Het keurmerk heeft ons ook geholpen bij het geven van structuur aan ons bedrijf en het opstellen van hygiëneregels.” Ron vult aan: “Je stelt vast hoe het is, hoe het hoort te zijn, de weg ernaar toe en hoe je het bereikte resultaat vast kunt houden. Dat doen we bedrijfsbreed. Iedereen die hier werkt, moet volgens onze protocollen aan het werk. Een goede basis is heel belangrijk om een goede teelt neer te zetten. We willen in de toekomst verder groeien. Met nieuwe technieken op het gebied van autonoom en duurzaam telen, zoals kunstmatige intelligentie en datagestuurd telen, kunnen we makkelijker inzetten op schaalvergroting. In verhouding zullen we daarbij minder ‘groene vingers’ nodig hebben.”
Hygiëneprotocol
Een goed hygiëneprotocol is essentieel. “We eindigen schoon van ziekten en plagen. We gaan door met scouten tot het einde van de teelt. Na de langste dag zetten we nog bio uit. Gelukkig ligt de ziektedruk in dit gebied ook laag”, omschrijft Ron de schone start van de teelt.
Een kleine plaag is gemakkelijker te bestrijden dan een grotere plaag. Goed scouten om er bijtijds bij te zijn, is belangrijk. “Gelukkig hebben we twee mensen in dienst die tijd en aandacht besteden aan de plantgezondheid en het monitoren van de groei. Ze doen plantmetingen, kopdikte en lengtegroei, ze doen matmetingen voor de voeding en de wortels en scouten welke ziekten en plagen er zijn.”
De telers maken maximaal gebruik van groene middelen om de plantweerbaarheid te verhogen en schimmels, ziekten en plagen in de teelt te voorkomen. “Sinds twee jaar behandelen wij de planten periodiek en preventief. We hebben geen plantuitval en groeiremming meer door Pythium. We hebben minder productieverlies en minder correctiemiddelen nodig. Als een plant het onder de grond goed doet, groeit hij boven de grond beter.”
Tekst en beeld: Marleen Arkesteijn