Bij een krimpend middelenpakket is elke nieuwe toevoeging welkom. Verschillende bedrijven in groente- en sierteelt hebben inmiddels positieve ervaringen met het nieuwe middel Siltac. Het vormt een net over schadelijke insecten en drukt ze dood. Snel bewegende natuurlijke vijanden ontsnappen aan de val.
Eerst heeft hij al aangegeven: “Ik heb een onderzoekende instelling”. Vervolgens laat Martijn Roos een partij Ficus benjamina zien die dat stevig onderstreept. Je hoeft hier echt niet naar de wolluis te zoeken. “Het is een proefje”, benadrukt hij. Maar hij heeft er alle vertrouwen in dat dit nog goed komt ondanks de forse aantasting.
Roos heeft de biologische bestrijding van plagen tot kunst verheven. Hij is gewasbeschermingsspecialist en intern adviseur voor alle vestigingen van kwekerij Green ‘05 in Westland en Oostland. Vijf locaties, samen 20 ha, met perkgoed, seizoensplanten, groene potplanten en verder Phalaenopsis gericht op de detailhandel. Door de extra eisen op gewasbeschermingsgebied wordt zijn vak een steeds grotere puzzel.
Wolluis een echt probleem
“Bij de korte teelten zoals het perkgoed, gaat het nog redelijk goed. Maar de langere teelten vormen een echte uitdaging. Eigenlijk alles wat niet goed met natuurlijke vijanden aan te pakken is, rukt op. In de groene planten vormt wolluis een echt probleem”, zegt hij.
Zijn streven blijft desondanks om alles zo biologisch mogelijk te doen. De basis vormen de roofmijten T. montdorensis, A. swirskii en P. persimilis. Vervolgens zet hij de groene middelen Azatin en NeemAzal in plus de superuitvloeiers Silwet en Hi-Wett. “Teppeki blijft als enige integreerbare middel over, maar dat laat ik zoveel in de kast staan om luis aan te kunnen pakken als het nodig is. Bij veel Echinothrips moeten we wel beginnen met spuiten, maar daarna is het lastig hoe je het biologisch invult. We doen veel testen met gaasvliegen en sluipwespen”, zegt hij.
Gezamenlijk onderzoek
De biologische aanpak gaat in het algemeen opvallend goed, een grote prestatie voor een sierteeltbedrijf met zoveel verschillende soorten. Roos is daar dan ook trots op. “We hebben een eigen onderzoeksruimte en testen hier van alles, samen met leveranciers. Maar eigenlijk zou er meer gezamenlijk onderzoek moeten komen in de sierteelt en meer uitwisseling van kennis. Zeker bij echte probleemplagen zoals wolluis.”
De gaasvlieg Chrysopa en de roofkever Cryptolaemus bieden best perspectieven en zijn nog enigszins betaalbaar, stelt Roos. “Maar de kever doet het in bepaalde perioden goed en in andere juist niet. Waar ligt dat aan? Je zou gezamenlijk moeten sparren.”
Op zoek naar een oplossing voor het wolluisprobleem kwam hij op internet bij het middel Siltac SF uit. Dat bestaat uit verschillende siliconenpolymeren die na de bespuiting in elkaar haken en een net vormen over bladeren en insecten. Dat net krimpt vervolgens heel snel en drukt de beestjes dood. De EU ziet het niet als een gewasbeschermingsmiddel en dus is er geen toelating nodig. Er ontstaat geen meetbaar residu en de teler heeft niet te maken met een MRL (maximale residulimiet).
Spuiten bij schraal weer
Roos: “Zoals met elk nieuw middel hebben we eerst een afdeling getest. Je moet daarbij helemaal anders denken: normaal wil je zo vroeg mogelijk spuiten. Nu moet je wachten op hard drogend weer, dus een rotklimaat voor de planten. Dan werkt het middel namelijk het beste en droogt het net snel in. Daarnaast is het belangrijk dat de insecten geraakt worden.”
De basisstoffen in het nieuwe middel zijn hetzelfde als die in superuitvloeiers, maar de molecuulketens zijn korter gemaakt. Daarom werkt het totaal anders: het droogt niet op als film maar als net.
Roos vindt het een goede toevoeging in zijn pakket. “Je ziet de wolluizen verdrogen, terwijl de roofkevers er niet onder lijden, ook de larven niet. Dat komt omdat ze sneller bewegen. Dat geldt eigenlijk voor alle natuurlijke vijanden. Zolang ze in beweging blijven, drukt het net ze niet dood. Dit is een milieutechnisch verantwoorde methode die bij onze aanpak past. Je ziet helemaal geen residu.”
Overigens blijkt uit testen van importeur ISA Nanotech dat een beperkt percentage van de natuurlijke vijanden wel het loodje kan leggen, afhankelijk van de soort tot maximaal 20%.
Roos is vooral alert op gewasschade, zoals aantasting van de waslaag of bladpunten. “Je moet de dosering, spuittechniek en spuitinterval wel onderzoeken. Wij hebben getest wanneer je schade ziet en hebben een goede manier gevonden om dat te voorkomen.”
Raken is bestrijden
Bij groentegewassen kan het ontbreken van meetbaar residu een groot voordeel zijn, net als het geringe effect op de natuurlijke vijanden. Zelfstandig adviseur Astrid van der Knaap begeleidt vanuit haar bureau Agro Guide tomatenbedrijven in binnen- en buitenland op het gebied van gewasbescherming.
“Bij een Nederlands bedrijf hebben we als test eerst een aantal rijen die aangetast waren door wittevlieg, gespoten met het nieuwe middel. We hebben bladeren gemarkeerd om de beginsituatie en het bestrijdingseffect goed in beeld te brengen en verschillende doses uitgeprobeerd. We spoten met de doppen omhoog om de onderkant van de bladeren goed te raken. Het resultaat was dat alle geraakte bladeren schoon waren.”
Raken is bestrijden, volgens Van der Knaap. En opvallend: het middel werkt op alle stadia van wittevlieg, behalve de poppen. Bij spint zag ze hetzelfde resultaat: een goede doding op alle stadia. Ook bij de tomaten is de ervaring dat de natuurlijke bestrijders in leven blijven, omdat die nu eenmaal in het algemeen een stuk sneller bewegen en niet in het krimpende net gevangen raken.
De eerste ervaringen waren dus verrassend goed. Vervolgens is de aanpak uitgerold over het bedrijf. Bij andere tomatenbedrijven in binnen- en buitenland waren de telers ook verrast over de resultaten bij wittevlieg. Het zijn natuurlijk wel pas prille ervaringen.
1 keer per week
De toepassing vindt plaats met de normale spuitboom en de rijsnelheid is aangepast aan het aantal gebruikte liters per ha. “Over de werking zijn geen twijfels. Het voordeel is verder dat je geen meetbaar residu en geen wachttijd hebt en geen limiet op het aantal toepassingen”, zegt ze.
Wel is er natuurlijk een gebruiksaanwijzing: “Je raakt nooit 100% van de bladeren, dus je moet natuurlijke vijanden in blijven zetten. Verder kan het middel wat scherp uitpakken, hoewel ik nog nooit bladverbranding heb gezien. Wel glans op de onderkant van de bladeren. Bij een inzet van één keer per week zien we geen remming op groei of plantactiviteit.”
Verrassend genoeg gaf een test op tomatengalmijt geen goede resultaten. Van der Knaap ziet wel perspectieven bij andere plagen: “De werking is niet insect-afhankelijk. Dan zou je denken dat er bij trips ook mogelijkheden zijn.”
Tekst: Tijs Kierkels, beeld: Wilma Slegers