Kropslateler Ceulemans, die in Vlaanderen een mobiel gotenbedrijf van 4,5 ha uitbaat, kampt met hardnekkige phytophthora-problemen. Met verschillende maatregelen probeert hij de schimmel te weren op zijn bedrijf. Desondanks ziet hij de toekomst rooskleurig in door het sla-aanbod dat elk jaar vermindert.
“Mijn vader heeft het bedrijf in 1969 opgericht, op het hoogtepunt hadden we 20 hectare kas verspreid over verschillende locaties.” Aan het woord is Paul Ceulemans, tweede generatie slateler op het glastuinbouwbedrijf in Sint-Katelijne-Waver. De teler is gekleed in een trui met de opdruk ‘Ceulemans Loonwerken’, een verwijzing naar een ander bedrijf waarmee hij grondwerken bij onder andere collega-glastuinders uitvoert.
Kringnecrose en Phytophthora
Aan de groei van het bedrijf van Ceulemans senior kwam in 2016 einde. Het bedrijf teelde in de vollegrond en in de loop der jaren vormde Fusarium een steeds groter probleem. “Daarom zijn we in 2016 overgestapt naar de teelt van kropsla in goten”, vertelt de ondernemer. Eerst in een bestaande kas van 1,3 ha. In 2020 werd hier 3 ha nieuwbouw aan toegevoegd, een investering van 10 miljoen euro.
Anno 2024 wordt de teler door andere ziektes geplaagd, namelijk kringnecrose en Phytophthora. Vooral de laatste brengt veel schade en zorgt naar schatting voor 15 procent uitval per jaar. “Ik heb alles al geprobeerd, maar vooralsnog zijn we er niet in geslaagd de ziekte volledig onder controle te krijgen.”
Oorzaak onbekend
Waar bij het ontwerp van de kas werd ingezet op een volledig recyclair watersysteem, wordt er inmiddels één keer per jaar grondig gereinigd en ontsmet. De nieuwe kas bestaat uit drie systemen, waardoor de reiniging gefaseerd kan plaatsvinden. “Dan brengen we chloor in het systeem en laten het drie dagen rondpompen”, vertelt Ceulemans.
Ondanks deze maatregelen blijft de schimmel maar terugkeren. “Mogelijk dat het in ons bassin zit, alhoewel metingen dat niet uitwijzen. De teler brengt sinds zes weken niet langer het bassinwater − gemengd met waterstofperoxide − rechtstreeks in het systeem. “Nu wordt het gemengd met waterstofperoxide en vervolgens gaat het een dag in vooropslag in een ongebruikte kelder. Zo hoop ik dat de waterstofperoxide effectiever zijn werk doet.”
Actief chloor
Op het moment van interview lopen verschillende proeven om de schimmels tijdens de teelt onder controle te krijgen. In één afdeling is een Netafim Ultra Filtration (NUF) systeem actief dat pathogenen, parasieten en schimmels uit het water verwijdert. “Het voordeel van dit systeem is dat je geen middelen hoeft toe te voegen aan het water.”
Dat ligt anders bij de chloorgasinstallatie die de teler in een andere afdeling heeft geïnstalleerd. Op het Proefstation voor de Groenteteelt in Sint-Katelijne-Waver worden volgens hem uitstekende resultaten met dit systeem geboekt. “Maar daar werken ze met goten van zes meter. Wij hebben goten van 12,8 meter en dan zien we dat het actieve chloor aan het eind van de goot is uitgewerkt.”
Stabilisator
Het toevoegen van meer actief chloor is geen optie omdat dit een toxische reactie bij de planten teweeg brengt. Tijdens een rondgang door de kas wijst de teler op de wortels van een slaplant die bovenin geel aanslaan. Via Aguabel, gespecialiseerd in waterontsmetting in de tuinbouw, is Ceulemans in contact gekomen met Imchlo, een Belgisch bedrijf dat is gespecialiseerd in het verhogen van de effectiviteit van actief chloor (Javel) bij gebruik in industrieel koelwater.
Beide bedrijven voeren nu een proef uit met de toevoeging van Imchlo Stab-10 SF aan het met actief chloor vermengde water. “Dat zou als een stabilisator moeten werken waardoor het actieve chloor langer werkt”, legt hij uit. Bij een goede werking van de stof hoopt Ceulemans de dosis actief chloor zelfs terug te kunnen brengen van 0,30 ppm naar 0,25 ppm.
Een andere maatregel die hij volgend jaar wil nemen, is het verwarmen en afkoelen van het water. “Phytophthora gedijt het beste in warm water. Daardoor kan het helpen het water in de zomer te koelen tot 18-20 graden. In de winter willen we juist verwarmen. Dan hebben we regelmatig te maken met kringnecrose, oftewel bobbelblad virus, en dat gedijt het best bij temperaturen tussen 10 en 16 graden.”
Leren door ervaring
De slateler is ervan overtuigd dat hij de ziektedruk op termijn onder controle krijgt. Hij wordt in deze overtuiging gesterkt door de ontwikkeling die hij doormaakte in de belichting op basis van voortschrijdend inzicht en techniek. Toen hij in 2016 startte met de gotenteelt op 1,3 ha belichtte hij met SON-T-lampen. Parrallel hieraan voerde hij proeven uit met LED-lampen. “De SON-T-lampen gaven te veel stralingswarmte waardoor er regelmatig verbranding van het blad optrad. Bij de LED’s zagen wij dat de plant vooral in de beginfase de stralingswarmte en het verrood licht van de SON-T-lampen miste”, concludeert hij.
Door deze ervaringen besloot hij bij de ingebruikname van de nieuwe kas om 40% van de oppervlakte uit te rusten met SON-T-lampen met een lichtintensiteit van 45 μmol/m². “Op deze manier maakt de plant in de beginfase volume aan.” Als de plant na enkele weken een bepaald volume heeft bereikt, komen ze onder de LED’s. Deze lampen hebben een lichtintensiteit van 70 μmol/m².
SON-T bij de start
Alhoewel hij met deze resultaten tevreden was, koos hij twee jaar geleden bij de vervanging van de SON-T-lampen in de oudere kas uit energieoverwegingen voor LED’s. Op 40% van de oppervlakte installeerde hij lampen met verrood licht. “Verrood licht moet voor extra strekking zorgen en is bedoeld voor de beginfase. Als de planten op een bepaalde leeftijd zijn, hebben ze het verrood licht minder nodig”, aldus de teler.
Met de kennis en technische mogelijkheden van nu zou hij in het vervolg opteren voor LED-lampen met reguleerbaar verrood licht. “Maar je kunt niet elk jaar je lampen veranderen. Als je een investering doet in lampen, ben je er een paar jaar mee getrouwd.”
Afgezien van de problemen met wortelziektes heeft Ceulemans er een goed jaar opzitten, met mooie prijzen voor de kropsla die hij via de veiling veelal rechtstreeks afzet aan exporteurs en groothandelaren. Ook de komende jaren ziet hij rooskleurig in. “De vraag naar sla is stabiel en het aanbod neemt steeds verder af doordat telers in de vollegrond ermee stoppen.”
Goede vooruitzichten
Symbolische voor zijn vertrouwen in de toekomst is ook het speculeren over een uitbreiding van het bedrijf. “In een oude kas van 5 hectare telen we in de winter een rondje bloemkool, om het personeel werkzekerheid te bieden. Als we deze kas vervangen voor nieuwbouw kunnen we uitbreiden naar bijna 10 hectare aaneengesloten. Dan zou je alles efficiënt kunnen inrichten en ook de opkweek geautomatiseerd op goten laten doen.”
Waar Ceulemans de vorige grote investering zelf droeg, ziet hij dat bij een eventuele uitbreiding niet zitten. “Ik ben 53 en nog niet zeker van opvolging. Op een gegeven moment is het mooi geweest en moet je ook tevreden zijn. Als deze uitbreiding er ooit komt, dan wil ik daar een externe investeerder bij betrekken.”
Tekst en beeld: Jerom Rozendaal