Richard Enthoven, teeltmanager van Duijvestijn Tomaten uit Pijnacker doet voor het tweede jaar ervaring op met nieuwe sensoren. Behalve met de gebruikelijke meetboxen en matsensoren worden data verzameld met een fotosynthese-efficiëntiesensor, een zuurstofmeter en een Ph meter in de mat. “Het levert nieuwe inzichten op, die we gebruiken om de groeiomstandigheden te optimaliseren.”

Vorig jaar deed Enthoven voor het eerst ervaring op met een nieuwe fotosynthesesensor van Sendot uit Houten. Na de eerste experimenten in phalaenopsis werd hiermee een tweede hoofdgewas betrokken in het ontwikkelingstraject, waarin Sendot samenwerkt met Plant Lighting uit Bunnik en enkele zeer betrokken telers.

Efficiënte lichtbenutting

De fotosynthese-efficiëntiesensor meet continu de hoeveelheid chlorofyl fluorescentie en het invallende PAR-licht op het blad. Daaruit blijkt ook hoeveel licht er daadwerkelijk is opgenomen. Op basis van het verschil en het maximale potentieel blijkt hoe efficiënt de plant het beschikbare licht benut voor fotosynthese. De mate waarin dat gebeurt, hangt nauw samen met de bekende groeifactoren. “Bij stresssituaties zie je de fotosynthese-efficiëntie duidelijk teruglopen”, aldus Enthoven. “Tijdens de hete zomer van vorig jaar hebben we dat regelmatig gezien. Door telkens bepaalde setpoints te wijzigen, zoals temperatuur of vochtdeficit, zie je hoe de plant daar qua fotosynthese op reageert. Zo leer je wat je beter wel en niet moet doen om de planten maximaal te laten presteren.”

Zuurstof in wortelmilieu

Enthoven heeft de fotosynthesesensor van juni tot november gebruikt. Binnenkort wordt hij teruggeplaatst in de nieuwe teelt. “Nu gaan we met het licht mee telen en dat kan weer nieuwe inzichten opleveren.” De onderzoeker zegt ook wijzer te zijn geworden van de zuurstofmeter in de mat en van het permanent registreren van de koptemperatuur van zijn gewas. “Tijdens hete dagen geef je vaak lang water om de verdampingsactiviteit op peil te houden en extra drain te creëren”, merkt hij op. “Als het watergehalte in de mat te lang hoog is, daalt het zuurstofgehalte en dat is niet goed. Je moet voorkomen dat dit constant gebeurt en vooral ‘s nachts voldoende interen. Door het zuurstofgehalte te loggen, krijg ik nieuwe input waarmee ik de watergeefstrategie kan finetunen.”
Hetzelfde geldt voor het meten van de koptemperatuur, dat soms een ander beeld oplevert dan de meetboxen in de kas.

Koppelen met computer en groeimodellen

“De sensoren bevestigen heel vaak dat we het goed doen. Wanneer de omstandigheden extremer worden, zie je vaker verrassende resultaten”, zegt de onderzoeker. “Daar leren we van. Onze klimaatcomputerleverancier is er ook nauw bij betrokken, want uiteindelijk wil je tot een geïntegreerd platform komen voor datacollectie, analyse en sturing.”
Enthoven merkt op dat nieuwe technologie en de inzichten die daaruit voorkomen ook aanleiding kunnen geven tot aanpassingen in de groeimodellen waar telers en adviseurs mee werken.

Tekst: Jan van Staalduinen