Paprikaproducent Best Peppers in Est vervangt in december alle steenwolmatten voor kokossubstraat. En daarin zijn ze niet de enige. Naar verwachting gaat een derde van het totale paprika-areaal in Nederland volgend jaar over op organische alternatieven. Mede-eigenaar Wilfred van den Berg van Best Peppers: “Ik wil me niet steeds zorgen maken over wortelproblemen en uit angst op safe telen. Met kokos heb ik het vertrouwen terug om topsport te bedrijven als teler.”
Problemen met de wortels komen wereldwijd steeds vaker voor in de paprikateelt. Veel telers moeten delen van hun productie ruimen als dat gebeurt. Een duidelijke oorzaak is nog niet bekend. Ook Wilfred van der Berg heeft er de afgelopen twee seizoen last van gehad, hoewel zeer beperkt. “De laatste jaren overheerste de angst voor uitval door wortelproblemen zo erg, dat ik het plezier in de topsport van paprika’s telen verloor. Je gaat veiliger telen. Je wordt als een marathonloper die alleen nog de finish wil halen en zich niet meer als doel stelt om de snelste te zijn. Dat past niet bij mij.”
Steenwol eruit, kokos erin
Vorig jaar zette de teler een proefvak van 1.000 m² op met kokossubstraat. Dat beviel zo goed dat hij nu volledig overstapt. Steenwol eruit, kokos erin op de volle 11 hectare. “Ik zeg niet dat steenwol de oorzaak van het probleem is, maar ik denk wel dat het er meer tot uiting komt. Een organisch medium bevat biologie; dat creëert betere omstandigheden voor de wortels, een natuurlijke balans tussen ‘goed en kwaad’. We zijn zo steriel gaan telen, dat het gewas nu juist veel vatbaarder is.” Bij de proef op kokos zag de teler een vitaler gewas, gezondere wortels en een wat hoger vruchtgewicht. “We monitoren de resultaten constant en de verschillen zijn overduidelijk. In alle opzichten lijkt kokos dus een goed alternatief. En voor zover ik weet is er wereldwijd nog geen geval van wortelproblemen op kokos bekend. Dat geeft me vertrouwen.”
Keten nog niet ingericht op kokos
De kokosplanken liggen al klaar. In december, bij de teeltwisseling, gaan ze de kas in. “Het zijn net planken, zo dicht is de kokos samengeperst. Zodra je er vocht in brengt, zetten ze uit. Dat is een voordeel voor het transport, ze nemen een derde van de ruimte van steenwol in beslag. Maar het moet wel uit India komen. Dat is wel een dingetje. Met steenwol is alles heel gemakkelijk, de hele keten is er op ingericht, van on-time levering tot recycling. Nu moeten we lang van tevoren het substraat bestellen en het komt altijd van ver.” De investering valt hem best mee. De kosten zijn ongeveer gelijk aan die van steenwol.
Finetunen op watergift
Van den Berg verwacht niet dat hij anders met de teelt zal omgaan straks. “Bij de proef hebben we niet anders water gegeven dan op steenwol, want de watergift liep gewoon in het systeem van de hele kas mee. En dat ging prima. Misschien dat we straks wel wat gaan finetunen als alles op kokos staat. Want het kan sneller interen en verzadigen. Daar moet je mee leren omgaan. Qua meststoffen en klimaat hoeven we niets te veranderen. De leverancier van het kokossubstraat, Dutch Plantin, heeft een club opgericht van telers die er al mee werken. Daar leer ik veel van. Ik zie er zeker niet tegenop om over te schakelen. Ik kijk er naar uit om met een vitaler gewas weer topsport te gaan bedrijven.”
Nieuw ras
Naar verluid gaat volgend jaar 450 tot 500 hectare paprika in Nederland over op organisch substraat. Dat zal in sommige gevallen kokos zijn, maar dat kunnen ook de organische substraatmatten van Lensli zijn. “Dat is een flink deel van het totaal, dat ongeveer 1.400 hectare is. Dat zegt genoeg. Zelf koos ik vooral voor kokos omdat het eenvoudig te plaatsen is bij de start van de teelt.” Niet alleen het medium wordt anders dit seizoen, ook gaat de teler over op een nieuw ras. “We gaan 100% over op de Cadalora, een nieuwe rode, zoete paprika van Rijk Zwaan. Dat heeft niets te maken met de overgang op kokos. Het lijkt me gewoon het juiste ras voor ons bedrijf. Dus ja, het wordt een spannend seizoen. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat deze keuzes de juiste zijn.”
Tekst: Astrid Zoumpoulis