Van kantinetafel naar bestuurstafel is voor Ted Duijvestijn een kleine stap. De tomatenteler legt overal zijn oor te luisteren om voor zichzelf een toekomstbeeld te schetsen. Volgens hem doet elke tuinbouwondernemer er goed aan om eens van de dam af te komen en zich open te stellen voor geluiden uit de samenleving. Misschien ligt er een hele andere toekomst voor de glastuinbouw dan verwacht.

“Laatst kreeg ik een mailtje van een jongen uit Aruba. Tien jaar geleden liep hij stage op ons bedrijf. Hij vertelde dat hij nog vaak aan ons terug dacht, omdat hij in die tijd niet alleen veel had geleerd, maar ook geïnspireerd was geraakt. En met die kennis start hij daar nu met zijn eigen onderneming, zo vertelde hij. Zo’n bericht maakt me blij”, vertelt Ted Duijvestijn. “Daar doe je het toch voor?”

Aandacht voor de jeugd

Ted’s wieg stond in Honselersdijk, alwaar zijn vader tomaten teelde. Samen met zijn broers bouwde hij een tomatenimperium op, eerst in het westen, daarna een stukje verder naar het oosten.
Het tomatenbedrijf aan de Komkommerweg in Pijnacker maakt alweer tien jaar gebruik van aardwarmte. Die warmte is niet alleen geschikt voor de teelt, maar ook voor andere activiteiten, zoals de oven om tomaten langzaam te drogen voor tapenades. De lijst van duurzame en biobased innovaties is lang, evenals de prijzen die het bedrijf hiervoor ontving.
Zo goed mogelijk tomaten telen is dus corebusiness voor het bedrijf, maar er gebeurt zoveel meer. Als bestuurder van Greenpoort West-Holland staat de teler in verbinding met omringende gemeentes, ondernemers uit andere sectoren, onderwijs en onderzoek. Dat inspireert en zet hem aan om zijn collega’s een spiegel voor te houden, met extra aandacht voor de jeugd. “Wij moeten jonge mensen juist aan het woord laten. Die zien de wereld heel anders. Ze zijn bezorgd over ons klimaat en lopen rond met hele andere ambities dan wij. En die moeten we serieus nemen.”

Los van de maatschappij

Hij wil de regie over de toekomst dus graag bij de volgende generatie neerleggen. Die toekomst zou er wel eens anders uit kunnen zien dan volgens de traditionele, productie gedreven gedachte. “We zitten in een maatschappij die beweegt. Om als tuinbouw ‘toekomstproof’ te zijn moeten we zelf bepalen hoe onze toekomst er uit ziet en dus onze plek in de maatschappij terugvinden, de band met de mensen herstellen.”
Hoe Duijvestijn tot die gedachte komt? “Kijk, dat is vrij eenvoudig. Als tuinbouw staan we toch vaak een beetje los van de maatschappij. Er zijn niet zoveel ouders die nog op een kwekerij werken, zelfs in onze tuindersdorpen. Die kennis wordt niet meer automatisch doorgegeven aan de kinderen. De afstand tot de primaire productie neemt toe. Maar iedere avond staan onze groenten wel op tafel, gekocht in de supermarkt. De kans is dus groot dat we het contact verliezen, waardoor we vervallen tot een economische sector, die slechts heel veel groente, bloemen en planten produceert. De mens achter het product is niet meer zichtbaar.”
“Ik pleit dus voor herstel van de band tussen tuinbouw en burgers, op maatschappelijk en persoonlijk vlak. We kunnen helpen om mensen gezonder te maken, energie leveren aan woonwijken, jongeren aan werk helpen, biodiversiteit stimuleren. Kortom: we kunnen een plezierige buurman zijn.”

Denkpatronen loslaten

“Als je de vaste denkpatronen eens loslaat en je laat verwonderen, dan ontstaan er nieuwe gedachtegangen. Misschien krijgen wij in de toekomst wel een andere functie binnen het landschap.” Hij noemt een voorbeeld, dat voor velen misschien nog een ‘ver van mijn bed show’ is, maar dat je wel aan het denken kan zetten. In de regio Barendrecht heeft hovenier Paul Casteleijn het initiatief genomen om een poldergebied opnieuw in te richten tot biofilisch woon- en belevingsgebied Ziedewij.
Er staan zowel huizen als een groot voedselbos op de planning, waar zal worden gepionierd met een nieuwe manier van voedselproductie. Mensen wonen en leven er dicht bij de natuur.
“Niet dat dit direct een oplossing is om de wereld te voeden, maar het feit dat dit bij wijze van spreken bij ons om de hoek gebeurt moet onze ogen openen. Hoe kunnen wij een bijdrage leveren aan dit soort initiatieven? Waar zijn wij goed in? Wat kunnen wij toevoegen? En dat komt niet vanzelf. We zullen zelf initiatief moeten nemen. Dus niet in onze eigen wereld blijven, maar daaruit stappen. In gesprek gaan met onze overbuurman of -vrouw. Vraag hem of haar wat belangrijk is. De uitdagingen voor de toekomst liggen om de hoek.”
Duijvestijn vindt het eigenlijk een beetje gek dat de Nederlandse glastuinbouw internationaal bekend en toonaangevend is, vanwege efficiency en excelleren. Maar tegelijktijdig is het contact in onze directe nabijheid op een laag pitje komen te staan. En dat terwijl de opgebouwde kennis zo bruikbaar is voor de toekomstige ‘circulaire stad’.

Toekomstproof

Is hij een dromer? Niet echt. Binnen het familiebedrijf volgen de ontwikkelingen zich in rap tempo op. Uitbreiding, nieuwbouw, LED’s, intensivering zijn vanzelfsprekend en moeten doorgaan.
Plots was daar het coronavirus. “De wereld stond stil, het vertrouwen was weg. We moesten ons herpakken”, legt hij uit. Onderwerpen als ODE en een pakket steunmaatregelen beheersten de agenda van het Greenportbestuur. Nu de coronacrisis in wat rustiger vaarwater lijkt te komen wil de ondernemer van deze crisis een kans maken en weer vol gas vooruit. “We hebben ons het afgelopen jaar fantastisch aangepast. Het blijkt dat de tuinbouw behoorlijk ‘crisisproof’ is, maar dat begrip moeten we wel omzetten naar ‘toekomstproof’. We zijn een sector in transitie. Als je in transitie bent, dan heb je geen zekerheden. Spring!”
Op die weg verlaat Duijvestijn soms de vaste overlegstructuren. “Het is een uitdaging. Ik ben niet snel tevreden”, laat hij weten. Om de daad bij het woord te voegen heeft hij een aantal toonaangevende tuinbouwondernemers in de regio bij elkaar getrommeld om ideeën te ontwikkelen en dit begint aan te slaan. “Wat we zoal bespreken? Misschien moeten we tuinbouw meer holistisch benaderen. Circulariteit, weerbaarheid zijn daarbij steekwoorden. Nu zijn we nog te veel gericht op besparen, maar we moeten naar tuinbouw ‘next level’.” Zijn woorden klinken bijna als een strijdkreet, maar pas op, hij heeft al een groep medestanders gevonden.

Verrassende inzichten

Aan inspiratie voor deze stevige taal geen gebrek. Al jaar en dag ontvangt Duijvestijn stagiaires op het bedrijf, van MBO tot universiteit, van agrarisch tot ver daarbuiten. Het doet hem plezier om met jonge mensen samen te werken, ze te inspireren en interesse te wekken voor een carrière in de tuinbouw. Ze leren niet alleen van Ted, maar belonen hem ook met een andere blik op de samenleving.
“Ik zou graag zien dat meer bedrijven open staan voor nieuw talent. Ik probeer jonge mensen te prikkelen, zodat ze een stapje meer doen dan in hun stage-opdracht is omschreven. En het zet mij ook op scherp.”
De agrarische onderwijsinstellingen weten het tomatenbedrijf in Pijnacker wel te vinden als interessant stagebedrijf. Maar als het aan hem ligt zet hij het liefst een groep stagiaires van verschillende opleidingen bij elkaar, met name van opleidingen buiten de tuinbouw. Vooral de studenten die nog geen kennis hebben van een tuinbouwbedrijf en de tomatenteelt niet met de paplepel kregen ingegoten komen met verrassende inzichten. Zo probeert hij niet alleen jong talent te werven voor het tuinbouwvak, maar juist verbindingen te leggen naar de samenleving. “Ik steek er veel tijd in, maar ik zie ook de urgentie. We hebben tenslotte dezelfde missie: een betere wereld, met de nadruk op gezondheid, plezier en geluk.”

Tekst: Pieternel van Velden, beeld: Fotostudio G.J. Vlekke