Gerberakwekerij De Zuidplas haalt alles uit de kast om schoon te kunnen telen, met steeds minder chemie. Enerzijds doen ze dit gedwongen doordat er steeds minder middelen beschikbaar zijn, maar zeker ook omdat ze streven naar een zo laag mogelijke footprint. Ze omarmen daarnaast duurzame technieken, zoals ontvochtigers, zonnepanelen en LED-lampen.
Kwekerij De Zuidplas is 6 ha groot, verdeeld over twee locaties aan de Van Hasseltweg in Moerkapelle. De broers Leen en Juriaan Weerheim en Rik Paul zitten in de directie. Toen vader Johan Weerheim in 2021 een stap terug zette in het familiebedrijf, kwam voormalig bedrijfsleider Rik Paul er als aandeelhouder bij. Ze hebben een duidelijke taakverdeling. Paul is verantwoordelijk voor de teelt, energie en techniek.
De kwekerij is een onderdeel van Summit: een coöperatieve organisatie van vijf gerberatelers met een totale oppervlakte van 17 ha glas. Rik Paul: “We hebben samen een webshop, vormen samen één grote partij voor de handel en leveren aan de groothandel en retail. We zijn alle vijf onafhankelijke groothandelstelers met ieder een eigen aanbod. Dat leveren we in het uiterlijk van Summit. Onze verkopers zijn het eerste gezicht naar de klanten.”
Biologische opkweek
Net als andere bedrijven werken de ondernemers met geïntegreerde gewasbescherming: schoon starten, scouten, biologie inzetten of spuiten met bacteriën of groene middelen. Alleen als het niet anders kan corrigeren ze chemisch. Dat begint met een schone start en gezonde, biologisch opgekweekte planten. “Vanaf dit jaar worden de gerberaplanten biologisch opgekweekt. Dat is het resultaat van de samenwerking tussen telers, veredelaars en teeltadviseurs in de gerberateelt”, legt Gert-Jan de Vast uit. Hij is specialist gewasbescherming bij Biobest. Hij adviseert klanten, begeleidt proeven en signaleert problemen in de praktijk.
Paul is blij met het resultaat: “Voor ons is het supergoed gelopen. Voorheen zaten de jonge gerberaplanten vol met residu, wat problemen veroorzaakte voor de opstart van de biologische bestrijding. Nu niet meer.”
Teeltwisseling per afdeling
Een gerberaplant gaat zo’n drie jaar mee. In de praktijk wordt een ras gerooid en komen bedden met jonge planten tussen die van oudere planten terecht. Vanuit teelt- en hygiëne-oogpunt bezien was dit niet praktisch.
“Vanaf 2016 hebben we gekozen voor een teeltwisseling per afdeling van 1,5 hectare. Dat betekent per keer 1,5 hectare leeghalen en schoon starten. Bovendien kun je je qua teelt beter op de kleine planten richten dan wanneer oud en jong door elkaar staan. Ook qua biologie is het beter te managen. In de gemengde afdelingen konden plagen de jonge planten ‘ruiken’ en erop afgaan.”
Betere biologische start
Dit jaar zijn ze biologisch gestart. De combinatie van een schone start, in een afdeling met planten van een gelijke leeftijd met biologisch opgekweekte planten, werpt zijn vruchten af. “Het opstarten van de biologie na de teeltwisseling verliep vlekkeloos. De teelt was in balans en we zijn netjes de winter doorgekomen.”
In de praktijk en helaas ook op de andere locatie verliep het minder. “De biologie bleef in het najaar nog actief. Toen de druk van wittevlieg in de winter te ver opliep, was alleen biologie onvoldoende en moesten we helaas spuiten met middelen die ook de natuurlijke vijanden aanpakken. Daar hadden we in het voorjaar last van bij het opstarten van de biologie.”
Plagen steeds lastiger
“In vergelijking met vijf jaar geleden zijn plagen als wittevlieg en mineervlieg lastiger biologisch te bestrijden. We zijn goede selectieve middelen kwijt geraakt. Nieuwe middelen hebben vaak meer invloed op natuurlijke vijanden. Doordat er geen goede bestrijders tegen de Turkse mot zijn spuiten we per saldo meer”, vertelt Paul.
“Als het goed gaat met de biologie, spuit je ‘s winters minder, doordat je het gewas niet schoon spuit. Een gevaar is wel dat plagen als luis en Echinotrips meer ruimte krijgen. Trips is juist beter onder controle. Dit komt met name doordat er frequent verschillende roofmijten zoals Montdorensis en Hypoaspis worden uitgezet.”
De Vast adviseert zijn klanten vooral in het voorjaar en de zomer, tussen week 10 en 30, zo min mogelijk te spuiten om de opbouw van biologie zo weinig mogelijk te verstoren. “Gevaar is wel dat secundaire plagen zoals Echinotrips dan meer ruimte krijgen. We zijn nu aan ‘t kijken hoe we deze secundaire plagen in de toekomst ook beter onder controle kunnen houden, onder andere door het inzetten van bijvoorbeeld rooftrips Vespiformis en de roofwants Dicyphus.”
De gerberateler ziet luis als grote uitdaging voor de komende vijf jaar. Een luis vermeerdert zich snel, waardoor sluipwespen het vaak niet bijhouden. Paul: “We hebben verschillende soorten luizen in gerbera. Een aantal bladluisbestrijders, zoals het lieveheersbeestje en de groene gaasvlieg is daglengtegevoelig. Ze kunnen zich niet goed ontwikkelen op de gerbera, die een korte dag plant is.”
Insectengaas en bankerplanten
Voorkomen is beter dan genezen. Kwekerij De Zuidplas heeft op een locatie insectengaas in de luchtramen om invlieg van plagen te voorkomen. De andere locatie volgt na deze zomer. De gewasbeschermingsdeskundige denkt dat binnen twee jaar alle siertelers gaas in de luchtramen hebben. De chrysanten- en gerberatelers zijn hierin koplopers.
Een andere invalshoek is de opkweek van natuurlijke vijanden op het bedrijf zelf. Bij gerbera gebeurt dit voor de roofwants Dicyphus errans. De in de groenteteelt gebruikte omnivore roofwants Macrolophus tegen wittevlieg zorgt voor bloemschade in gerbera. Uit onderzoek bij WUR in KAS 2030 kwam Dicyphus errans naar voren als beter alternatief. Op dit moment is deze roofwants niet verkrijgbaar als commercieel product. Onder andere onderzoekster Juliëtte Pijnacker van Biobest hield een kweek in stand om telers toch aan kleinere hoeveelheden Dicyphus te helpen. Telers kunnen deze zelf opkweken in goten met bankerplanten boven het gewas, zoals dat kortgeleden bij WUR in Bleiswijk ontwikkeld is.
Paul: “Wij kweken Dicyphus vanuit een bankerplantensysteem met Verbascum en Alyssum. Per 3 hectare hebben we acht goten boven het gewas. Wij zijn er dit voorjaar mee begonnen. We voeren Dicyphus bij met Artemia.” De teler schat in dat op zo’n 20 à 30 ha van het gerbera-areaal met bankerplanten gewerkt wordt.
Oorwurm
De oorwurm is een ‘nieuw’ probleem, waar nog geen passende oplossing voor is. Deze plaag werd lang geremd door het rupsenmiddel Steward. Het vermoeden is dat de oorwurm een probleem vormt sinds dit middel niet meer is toegelaten.
Het beestje schraapt aan de bloembodem van de jonge knopjes, waardoor de bloembodem misvormt en ook aan andere delen van de plant, waardoor er soms uitvalverschijnselen ontstaan. Paul gebruikt een voorlopige oplossing: “Oorwurmen kruipen omhoog. Daarom lijmen we alle verticale delen van de kas in.”
Tekst en beeld: Marleen Arkesteijn