Drie locaties van chrysantenbedrijf Linflowers werden de afgelopen twee jaar voorzien van insectengaas. Een goede zet, volgens David van Tuijl: hij schat dat ongeveer 95% van de vliegende insecten op deze manier wordt geweerd. Maar om de plagen volledig onder controle te krijgen, is het volgens hem zaak om ook aandacht te hebben voor mogelijke andere invalspoorten: het aangeleverde stekmateriaal, kapotte ramen én inlooproutes.

David van Tuijl windt er geen doekjes om: hij is ervan overtuigd dat binnen vijf jaar 90% van de chrysantenbedrijven in ons land is uitgerust met insectengaas. “Dit is een must om je bedrijf toekomstproof te houden”, zegt de teler, die samen met Rochus en Leendert van Tuijl een chrysantenbedrijf van 22 ha runt in de Bommelerwaard.
“En dat ondanks dat insectengaas diverse nadelen kent: het vergt een behoorlijke investering, het kost licht en luchtingscapaciteit en het gaas vervuilt. Maar al deze nadelen wegen niet op tegen het grote voordeel, namelijk dat je 95 procent van de grotere, vliegende insecten buiten de deur houdt en daarmee kunt besparen op chemie. Dat argument weegt zo zwaar aangezien reductie van chemie-inzet noodzakelijk is om teler te kunnen blijven, ook richting de toekomst.”

Meer grotere, vliegende insecten

De familie Van Tuijl voorzag twee jaar geleden een eerste locatie van insectengaas, vorig jaar volgde een tweede locatie en dit jaar was het de beurt aan locatie nummer drie. “In 2024 volgt dan onze vierde en laatste locatie”, zegt de teler.
“We besloten in 2021 te investeren in dit gaas omdat de druk van grotere, vliegende insecten − met name wantsen, rupsen en mineervliegen − steeds verder toenam. Vooral omdat we steeds meer biologie inzetten en minder breedwerkende middelen. Hierdoor kregen deze grotere insecten meer kans. En je wilt ze dan ook niet chemisch te lijf gaan, aangezien je op die manier je biologisch systeem om zeep helpt. We stonden in feite dus bijna met de rug tegen de muur. Die spiraal wilden we doorbreken door te investeren in insectengaas. We hoorden destijds tot de eerste chrysantentelers die hiermee aan de slag gingen en draaien ook mee in het monitoringsproject insectengaas, dat vorig jaar werd opgezet door de landelijke commissie Chrysant van Glastuinbouw Nederland, Delphy en Van Iperen.”

Niet achterover leunen

Van Tuijl is tevreden over het effect van het insectengaas. “Met dit gaas houden we 95 procent van de grotere, vliegende insecten buiten. Ook is er klimaattechnisch prima te telen onder het gaas, ondanks dat je luchtingscapaciteit verliest. Dat is waarschijnlijk mede te danken aan het feit dat al onze locaties zijn voorzien van hogedrukverneveling.”
Desondanks komt er volgens de teler af en toe nog wel een ongewenst insect de kas binnen. “Zoals gezegd: het gaas houdt 95 procent tegen, maar er zijn ook nog andere invalspoorten. Het is zaak om ook daar alert op te zijn; je moet niet denken dat je achterover kunt leunen als je eenmaal insectengaas hebt. Wij zien af en toe nog wel een beestje in de kas. Om de Turkse motten te lijf te gaan, hebben we daarom vanglampen opgehangen. Maar komt er onverhoopt een wants binnen, dan wordt het lastiger. Dan moet je wel bijna chemie inzetten, met alle gevolgen van dien voor je biologie. Dat wil je natuurlijk niet.”

Ventilatoren bij de deuren

Om die reden neemt Van Tuijl ook maatregelen bij de andere invalspoorten op zijn bedrijf. “Concreet betekent dit dat we kapotte ramen zo snel mogelijk vervangen en ook in gesprek zijn gegaan met onze stekleveranciers. Onze stekken dienen bij voorkeur te worden opgekweekt op een afgegaasd bedrijf. Tot slot moet je kritisch kijken naar inlooproutes; deuren dus. Ook al ben je hier heel alert op, toch staan deze af en toe even open. Bijvoorbeeld omdat er een heftruck doorheen moet.”
Om invlieg via de deuren te beperken, hing de teler vorig jaar al ventilatoren op bij de kasdeuren op één van zijn locaties. “Het gaat om standaard kasventilatoren die in de kas hangen en richting de deur blazen. Wanneer je vanuit de schuur de kas ingaat, moet je dus door deze luchtstroom heen. Een mens lukt dat wel, maar we hopen dat insecten zich hierdoor laten afschrikken. Of dat daadwerkelijk het geval is, kan ik niet hard maken. Toch laat ik ze hangen en gaan we ook ventilatoren installeren bij de deuren op onze andere bedrijfslocaties. Met het gaas heb je zoals gezegd 95 procent te pakken, maar die laatste vijf procent kan behoorlijk etteren en in de weg zitten. Om die reden zijn we kritisch op alle invalspoorten, om zo de invlieg verder te beperken en ervoor te zorgen dat het insectengaas maximaal effect sorteert. Houd je bedrijf zoveel mogelijk dicht; dat is het credo.”

Tekst: Ank van Lier, beeld: Fotostudio G.J. Vlekke