Het Ministerie van LNV heeft een tijdelijke vrijstelling verleend voor Verimark ter bestrijding van Californische trips in de bedekte substraatteelt van paprika. “Het is goed dat we tot week 20 over dit middel kunnen beschikken”, zegt teler Wouter Overgaag namens de landelijke gewascommissie.
“Door het wegvallen van Admire, Calypso en Plenum zijn trips en luis in onze teelt nauwelijks meer te corrigeren. Verimark is veilig voor Orius roofwantsen, die nu meer tijd krijgen om een populatie op te bouwen. Na half mei moeten zij het weer overnemen.”
Knelpunt Californische trips
De vrijstelling is afgegeven omdat Californische trips in het voorjaar een teeltbedreigend probleem is voor de bedekte teelt van paprika. Op dit moment is het beschikbare pakket aan maatregelen en middelen in die teeltfase onvoldoende om de plaag te beheersen. Orius roofwantsen, de pijler onder de biologische tripsbestrijding, zijn dan nog volop bezig aan de populatieopbouw.
Veilig voor Orius
In afwachting van een reguliere toelating heeft belangenorganisatie Glastuinbouw Nederland zich hard gemaakt voor een vrijstelling. “Wat Verimark voor deze teelt uniek en waardevol maakt, is dat het Orius ongemoeid laat”, zegt Coördinator effectief maatregelenpakket Jeannette Vriend. “Het middel draagt bij aan een robuuste populatieopbouw van de roofwants en daardoor aan de instandhouding van geïntegreerde gewasbescherming. Bovendien is een goede tripsbeheersing in de vroege teeltfase essentieel om de virusziekte TSWV beheersbaar te houden.”
Reguliere toelating wenselijk
Verimark (werkzame stof: cyantraniliprole) dient door middel van een druppelbehandeling te worden toegediend. De vrijstelling geldt uitsluitend voor substraatteelten op bedrijven die erkend zijn als nullozer en komt op 15 mei te vervallen. “Er zitten dus wel wat beperkingen aan”, erkent Overgaag, die lid is van het ondernemersnetwerk plantgezondheid van de belangenorganisatie. “Des te belangrijker is het dat dit middel snel een reguliere toelating krijgt. Daar zitten paprikatelers met smart op te wachten.”
Tekst: Jan van Staalduinen