Chrysantenkwekerij Rubens streeft naar een weerbaar gewas, onder meer met een aangepast bemestingsrecept en een combinatie van biostimulanten. Het bedrijf zag de wortelontwikkeling verbeteren, de stelen werden steviger en de takken zwaarder. Recent onderzoek bracht aan het licht wat de specifieke bijdrage is van de biostimulanten op de verbetering.
De chrysantenkwekerij heeft met zijn biologische bestrijding de plaagdruk al bovengemiddeld onder controle. Toch komen er af en toe nog wel eens problemen voor. Om chemisch corrigeren nog verder in te perken, ging het bedrijf ook met weerbaar telen aan de slag. Zo vervingen ze onder andere 20% van de kunstmest door organische mest en nieuwe biostimulanten deden hun intrede.
Eigenaar Martien Borst en bedrijfsleider Peter Ootes (foto) zijn er heel tevreden over. “Inmiddels is het een standaard werkwijze geworden. We hebben minder last van bodem- en wortelziektes en we zien een sterker gewas dat betere kwaliteitsbloemen geeft,” zeggen ze.
Impact bij de start meest significant
Afgelopen zomer onderzocht productspecialist microbiologie David van Dijk van Koppert hoe de biostimulanten daar uiteindelijk aan bijdragen “Dat deden we door steeds de helft van de aangepote rassen wel en de andere helft niet te behandelen. Alles stond wel op grond waar vooraf organische mest in was gefreesd, aangevuld met Trianum-G. Vervolgens gingen we meten en monitoren. We onderzochten drie Vidi-producten: de biostimulanten Parva, Fortum en Terrum. Daarvan gaf de behandeling met Parva bij de start de duidelijkste resultaten.”
Omdat de plant door het aminozuur tryptofaan meer auxine maakte, gingen de wortels zich meer vertakken waardoor deze er voller en gezonder uit zagen. De wortels waren na vier weken ruim 10% zwaarder dan bij het onbehandelde gewas. De organische mest en Trianum-G zorgden daarnaast voor een betere bescherming van de wortels tegen ziekteverwekkers door het geactiveerde bodemleven. Uiteindelijk waren ook de takken ruim 10% zwaarder, zo bleek.
Stevigere stelen
De inzet van Terrum leidde tot duidelijk stevigere stelen, geeft Van Dijk aan. “Dat middel zet de teler vanaf de kortedag wekelijks in om het gewas wat extra power te geven in een periode met weinig licht. In plaats dat de wortels er eindeloos over doen om de opgenomen stikstof zelf om te zetten in energie voor de bloem, krijgt het gewas in een lastige periode af en toe een directe energiestoot toegediend in de vorm van vrij opneembare aminozuren. De metingen toonden aan dat de steelstevigheid daardoor met 15 tot 20 procent verbeterde en meer calcium was opgenomen in het bladsap. De geoogste takken van het behandelde vak waren van betere kwaliteit.”
Meeste toegevoegde waarde in winter
Voorafgaand en tijdens de overgang van langedag naar kortedag dient de teler Fortum toe. Dat middel bevat zeewierextract, humine- en fulvinezuren die het gewas helpen om spoorelementen te binden. Die spoorelementen heeft het gewas hard nodig tijdens de bloei.
“De resultaten van het onderzoek waren voor dit middel niet heel duidelijk. We hoopten een hoger takgewicht aan te tonen, maar dat kwam er niet overduidelijk uit. Wel zagen we dat het wortelgewicht met 5 procent toenam.”
De telers en de onderzoeker onderstrepen dat de specifieke biostimulanten de meeste toegevoegde waarde geven in de winter. “Juist als het gewas met stress te maken krijgt, zoals bij de start en bij de overgang naar kortedag, heeft het een duwtje in de rug nodig.”
Belangrijk puzzelstuk
Weerbaar telen is de toekomst, geven Borst en Ootes aan. “Een weerbaar gewas is beter beschermd tegen ziekten, plagen en schimmels. Biostimulanten lossen niet alles op, en helemaal biologisch zullen we nooit worden, maar ze helpen wel om de biologie meer kans van slagen te geven,” zeggen ze.
Chrysantenkwekerij Rubens neemt deel aan de werkgroep Weerbaar Telen die Koppert met Van Iperen begeleidt. “Het zijn allemaal chrysantentelers die daar toekomst in zien,” zegt Van Dijk. “De combinatie van instrumenten die we bij weerbaar telen ter beschikking hebben, zorgt voor een sterkere start van de teelt, een betere grondstructuur, minder trips en een hoger wortel- en takgewicht. Biostimulanten vormen daarvan een belangrijk puzzelstuk.”
Tekst: Astrid Zoumpoulis, beeld: Kees van Berkensteijn