Gertjan Knol uit Spanbroek experimenteert met matricaria op water. Hoewel de eerste teeltrondes nog niet optimaal zijn, blijft hij optimistisch in zijn zoektocht. “Uiteindelijk moeten we los van de grond gaan telen, dus je kunt er nu maar beter alvast bij zijn.”

Hij wijst op de linkerkant van het bassin. Daar waar de matricaria hoog, groen en vol erbij staat. “In dat deel werkt de beluchter dus goed”, zegt snijbloementeler Gertjan Knol uit Spanbroek. “Maar hier is de zuurstofvoorziening nog niet optimaal.” Hij wijst op de rechterkant van het proefvak. De planten zijn hier klein en vergeeld. Veel blaadjes hebben bruine randen. “Het is een grote zoektocht”, zegt hij. “Leren en uitproberen.” Maar hij is optimistisch. ”Juist van wat er niet goed gaat, leer je het meest.”
Knol runt samen met zijn ouders teeltbedrijf Bloemenkwekerij de Kaag. Hij en zijn vader werken op de kwekerij. Zijn moeder runt de bloemenzaak verderop in het dorp. Ze hebben zo’n 1,9 ha onder glas. Ze telen lelies (1,5 miljoen), tulpen (2,5 miljoen) en matricaria (3 miljoen).
Twee jaar geleden sloot de teler zich aan bij de begeleidingscommissie, die het onderzoek naar de teelt van matricaria op water volgt bij Vertify Zwaagdijk. “Ik was er benieuwd naar. We broeien al sinds de jaren ‘90 tulpen op water, en daar hebben we goede ervaringen mee.” De resultaten op Zwaagdijk waren zo verrassend goed, dat hij dacht: ‘dat ga ik ook even proberen’. Met de nadruk op even. Gertjan lacht. “Zo ‘even’ was het niet.”

Water als teeltmedium

Onderzoekers zijn al jarenlang bezig met de teelt van groenten en snijbloemen op water. “We zijn ooit begonnen met het telen van sla op gootjes”, vertelt Matthijs Blind van Vertify Zwaagdijk. “Dat ging wel aardig en kreeg een vervolg: de drijvende teelt. Van groentegewassen breidden we uit naar snijbloemen. Zo kwamen we ook bij matricaria terecht.”
Het is een goed alternatief voor grondgebonden teelt, benadrukt Matthijs Blind van Vertify Zwaagdijk. “Het is een gesloten systeem. Het gaat efficiënt om met gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, water en mensen. Het past goed in de huidige tijd waarin de druk van de maatschappij alsmaar toeneemt.”
Toch is het inderdaad niet ‘even’ ontwikkeld, geeft Blind toe. “Het is een lange weg en het zijn langdurige processen. Maar we zien er wel potentie in. We hebben op Zwaagdijk een mooi gewas staan als het gaat om matricaria op water. We moeten het nu gaan uitrollen op praktijkschaal.”

De praktijk

Knol richtte twee keer 300 m² in als proefvak in een deel van de kas, waar ze normaal gesproken tulpen broeien. Hij maakte twee bassins van 20 cm diep en rustte deze uit met een standaard aquariumpompje als beluchtingssysteem, dat voor kleinere oppervlakten voldoende is. De matricaria werd in trays van 40 x 60 cm geplant en deze werden in het bassin gezet.
“In het begin ging het meteen fout”, geeft hij aan. “We vergaten fosfaat toe te voegen. Dat klinkt raar, maar in de normale teelt gebruiken we het minimaal en we hadden het op dat moment niet op voorraad.” Ze ondervonden dat het voor de teelt op water wel essentieel is. “Pas toen de planten geel werden en niet meer groeiden, kwamen we erachter dat dat lag aan fosfaatgebrek. We hebben het toen meteen toegevoegd en na drie tot vier dagen waren de planten weer helemaal groen. Toch merkten we dat het gewas een slechte start had gehad en dat maak je dan niet meer goed.”
De tweede teeltronde ging iets beter, al bleef één bassin achter in groei. Krol: “Het bleek een technisch mankementje. Het slangetje was van de beluchter afgeschoten en dat hadden we te laat opgemerkt.” De derde teeltronde ging wel goed, maar omdat er echte meeldauw in kwam waren ze toch niet tevreden. “Al kun je hier in een normale teelt ook gewoon last van hebben.”

Het zomerprobleem

Omdat de snijbloementelers weer tulpen gingen broeien, zetten ze iets verderop in de kas een nieuw proefvak op van twee keer 100 m². De drie teeltrondes die volgden, waren wederom met wisselend succes. Dat lag aan het zogeheten zomerprobleem, concludeert Blind die de proef bij Knol volgt. “In de zomer gaat de teelt moeizamer dan in de winter, vooral de weggroei. We hebben lang gezocht naar de oorzaken. Eerst dachten we dat het aan het water lag, maar de wortels van de planten zien er prima uit. Nu hebben we het idee dat het aan de instraling dan wel aan het microklimaat ligt.”
Dat heeft te maken met de hoeveelheid zon die de kas instraalt, legt hij uit. “Het lijkt erop dat de jonge planten in het begin meer licht krijgen dan dat ze kunnen verwerken. De witte drijvers weerkaatsen veel licht als het jonge gewas die nog niet bedekken. Daarnaast mis je de vochtige omgeving die je met teelt in de grond wel hebt. Dus het microklimaat is ook heel anders.”

Zwaarder schermen

Dat vraagt om een andere manier van telen. Zwaarder schermen zou kunnen helpen. “Dat zijn we nu aan het proberen, maar de oplossing is niet zo gauw gevonden, want hoeveel moet je schermen? Op welk moment heeft de plant meer licht nodig? Dat moeten we allemaal gaan uitvinden”, zegt Knol.
Volgens hem is een meerlaagse klimaatcel de oplossing. “Als je de eerste veertien dagen in zo’n klimaatcel teelt, dan maakt het niet uit of het zomer of winter is. De omstandigheden kun je dan zo optimaliseren dat je de beste weggroei hebt. Of we moeten gaan werken met plantsensoren”, oppert hij, “zodat je duidelijk kunt zien op welk moment de planten stress hebben.”
Blind wil verder onderzoek doen in klimaatcellen met LED’s. “Dan kun je de lichtintensiteit, de totale hoeveelheid licht per dag en schommelingen tussen licht en donker beter onderzoeken. Dat is voor ons de uitdaging van dit moment.”

Niet meer stomen

Maar hebben de zes teeltrondes dan nog niets gebracht? “Jazeker wel”, gaat de onderzoeker verder. “We dachten in eerste instantie dat de moeizamere weggroei aan het water lag, maar dat blijkt met de instraling en het microklimaat te maken te hebben, dus daar gaan we nu mee verder.”
Ook de teler ziet nog steeds potentie. “Als het goed werkt, is het een goed systeem. Daar ben ik van overtuigd. Je benut het water en de meststoffen optimaal. Ik kan een heel seizoen hetzelfde water gebruiken. Daarnaast heb je nauwelijks substraat nodig. Als het allemaal goed werkt, kan ik volvelds telen, dus meer productie draaien. Ook hoeven we met een teelt op water niet meer te stomen, dus zeker met de hoge gasprijzen is dat een groot voordeel. We moeten alleen het juiste systeem vinden.”

Wel potentie

De volgende teeltronde op het proefvlak wil Knol inrichten met andere drijvers, ofwel grotere trays, die het minder arbeidsintensief maken en hij wil investeren in een andere beluchter. “Wat we ook hebben ontdekt is dat zuurstof een hele belangrijke rol speelt in het wel of niet slagen van een teelt. Dus willen we stappen maken, dan moet de zuurstofvoorziening op orde zijn.”
Beiden hopen dat meer telers aanhaken. “Als je ervaringen kunt delen, als er meer informatie vanuit de praktijk zou zijn, dan kun je grotere stappen maken”, zegt de teler. “Met elkaar moet je het doen, als sector moet je dit oppakken. Maar dat vraagt wel een open speelveld en sommige bedrijven vinden dat lastig. Hopelijk trekken de hoge gasprijzen andere telers ook over de streep. Uiteindelijk moeten we los van de grond gaan telen, dus je kunt er nu maar beter alvast bij zijn.”

Tekst en beeld: Marjolein van Woerkom