Soms krijgen gewasbeschermingsmiddelen het stempel dat ze niet goed meer werken tegen ziekten of plagen. Bij nader inzien blijkt dan dat deze middelen niet altijd op de juiste plaats terecht komen, of niet goed worden opgenomen. Hulpstoffen kunnen in dat geval onmisbaar zijn mits je de juiste combinaties toepast. Soms neemt de opname zelfs zes tot acht keer toe.

De stoffen die het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ondersteunen en het effect ervan verbeteren zijn bezig aan een opmars. Een jaar geleden waren er maar liefst 101 verschillende bij het Ctgb geregistreerd. Dertig bedrijven houden zich bezig met de ontwikkeling en distributie van deze middelen.
Eén daarvan is het Wageningse bedrijf Surfaplus, dat flink aan de weg timmert, bijvoorbeeld door middel van bijeenkomsten voor adviseurs en gebruikers. Directeur Hans de Ruiter ziet het als zijn missie om dit te doen. Dat is logisch, want in zijn vorige functie was hij projectleider bij Wageningen University & Research en hield zich daar intensief bezig met het onderzoek naar deze stoffen. Maar dit onderzoek vindt binnen het publieke domein niet of nauwelijks meer plaats. In plaats daarvan zet hij onderzoek uit bij private onderzoeksinstellingen. Want dat dit werk door moet gaan en bijzonder zinvol is, daar is geen twijfel over.

Uiteenlopende werking

Hulpstoffen is eigenlijk een verzamelnaam voor middelen met uiteenlopende werking. Een belangrijke functie, die vooral in open teelten een rol speelt, is het terugdringen van drift. Werkzame stoffen blijven hierdoor op de plaats waar ze hun werk moeten doen. Een andere functie is het verminderen van vervluchtiging, tijdens het spuiten of na het landen.
Deze middelen kunnen er ook voor zorgen dat druppels van de oplossing op de plant of het blad blijven liggen. Vervolgens kunnen ze ervoor zorgen dat de werkzame stof beter verspreidt. In andere gevallen kunnen de middelen het contact verbeteren. Ze plakken werkzame stoffen aan het bladoppervlak. Tenslotte kunnen ze de opname van werkzame stoffen verbeteren door deze oplosbaar te maken of de waslaag van de plant doorlaatbaar te maken.
Iedere hulpstof heeft zo zijn eigen kenmerken en sommige stoffen doen meer dingen tegelijk. “Dat is ook nodig”, vindt De Ruiter, “want uit onderzoek blijkt hoe slecht de opname van werkzame stoffen zonder deze middelen soms is.”

Resistenties vermijden

Om met een concreet voorbeeld te beginnen, noemt de Ruiter de ‘Vertimec-case’. Dit middel op basis van de werkzame stof abamectine, heeft zowel in de sierteelt als in de groenteteelt een toelating om spint, trips en mineervlieg te bestrijden. In de tomatenteelt mag het bijvoorbeeld drie keer per teelcyclus worden ingezet, in de sierteelt vaker. Groentetelers zullen er echter spaarzaam mee omgaan, omdat het nadelig effect heeft op biologische bestrijding. Maar met de opkomst van lastig te bestrijden ziekten en plagen, bijvoorbeeld tomatengalmijt, moeten telers soms kiezen voor een bespuiting met chemische middelen.
De Ruiter: “Ik hoor telers klagen dat de werking van het middel is afgenomen, bij gebruik van de juiste dosering. Het verhaal gaat dat bepaalde insecten of mijten resistent zijn geworden. Dat hoeft niet zo te zijn. Met gebruik van de juiste hulpstof doet een middel gewoon wat het moet doen. Sterker nog: de kans op resistenties neemt af door een effectieve combinatie van beiden.”
Abamectine is met name een middel dat bij een bespuiting bijna niet in het blad van de plant terecht komt. Met de juiste hulpstof neemt de opname zes tot acht keer toe. Juist een slechte opname doet de kans op resistentie toenemen.

Combinatie werkt beter

In 2014 is in de kas van Demokwekerij Westland onderzoek gedaan bij paprika naar de werking van abamectine en Hasten, een hulpstof op basis van een veresterende koolzaadolie, op een aantasting van Californische trips. De behandelingen waren als volgt: onbehandeld (water), 100% abamectine, 100% abamectine met Hasten, 50% abamectine en 50% abamectine met Hasten.
De bestrijding van de tripsen met alleen abamectine kwam niet boven de 15-25%. De combinatie met de hulpstof werkte twee tot drie keer beter. Eerder onderzoek van spintbestrijding bij komkommer leverde hetzelfde beeld op.

Zachte middelen

In de zomer van 2016 is bij Botany onderzoek gedaan naar een combinatie van de hulpstof Elasto G5, een polymeer op basis van glycerol en het middel Xentari tegen Turkse mot in paprika. Dit is een biologisch middel op basis van Bacillus Thurgiensis. Daar bestonden de behandelingen uit onbehandeld (water), Xentari, Xentari met Elasto G5 en alleen Elasto G5. In het gewas zijn zowel poppen als volwassen motten uitgezet en hebben de proefnemers gewacht tot er verschillende stadia rupsen aanwezig waren. In totaal zijn drie behandelingen uitgevoerd, waar steeds een week tussen zat.
De proef leverde op dat de hulpstof de werking van de werkzame stof verbeterde. Het middel gaf een betere bedekking van het gewas en zorgt voor een betere verdeling van de werkzame stof (zie grafiek).
In dit geval ging het om milde stoffen die geen schade gaven en geen residu achter lieten. Toch is een waarschuwing volgens De Ruiter wel op z’n plek. “Hulpstoffen kunnen de werking van middelen ook versterken. In het geval van ‘harde’ middelen kunnen ze ook harder aankomen.”

Minder remstoffen

Het nut van Elasto G5 heeft zich ook op een andere manier bewezen, namelijk in combinatie met remstoffen. In 2014 heeft Delphy een proef gedaan met de hulpstof in combinatie met Alar (daminozine) bij pelargonium. Daaruit bleek dat het gebruik van remstoffen met de helft kan worden verlaagd. “Dat levert aanzienlijk lagere kosten op voor de ondernemer, want remstoffen zijn duur. Het is afhankelijk van de teelt en het ras, maar we hebben soms een reductie van 44% van de kosten gezien.”
De tijd van pionieren met hulpstoffen is voorbij, vindt De Ruiter. Het gebruik heeft nu een brede ingang gevonden en de proefresultaten overtreffen die uit het verleden, waarbij sommige stoffen te agressief waren. De zachtere winnen terrein. “Uiteraard moeten we steeds onderzoeken waar mogelijkheden zijn en de verkregen resultaten uiterst zorgvuldig communiceren.”
Vandaar de bijeenkomsten, die met enige regelmaat plaatsvinden. Overigens is Surfaplus niet het enige bedrijf dat onderzoek doet naar deze stoffen. Gewasbeschermingsmiddelenfabrikanten als Bayer Crop Science en Certis hebben ze in het programma en de bedrijven Modify en GreenA zijn eveneens actief.

Tekst: Pieternel van Velden, beeld: Botany