Drainwater bij substraatteelt, drainagewater bij grondgebonden teelten en spoelwater van filters. Voor deze waterstromen geldt sinds 2018 een wettelijke zuiveringsplicht. Duidelijk. Maar hoe zit dat met waterstromen die tijdens de teeltwisseling ontstaan? Want ook via deze weg kunnen er ongewenste stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Die emissies zijn vaak onnodig, meent onderzoeker Jim van Ruijven. “Wanneer telers dit water netjes opvangen, kan het vaak goed worden hergebruikt. Vanuit de praktijk en theorie hebben we ‘best practices’ verzameld die als concrete handvatten kunnen dienen.”

In het tweejarige PPS-project Voorkomen en bestrijden emissies kasteelten werkt Wageningen University & Research samen met partners (KWR, Priva, WaterQ, Verhoeve Milieu & Water en Glastuinbouw Nederland) aan kennisvragen die de laatste stappen naar de gewenste nulemissie bij substraatteelten mogelijk maken.

Jim van Ruijven van WUR richt zich hierbij vooral op de teeltwisseling. De periode waarin oud gewas en substraat de kas verlaten en de ruimte en installaties grondig worden schoongespoten. Met water, veel water. Al dan niet voorzien van reinigings- en ontsmettingsmiddelen. “Tot nu toe is deze restwaterstroom een beetje de dans ontsprongen. Terwijl dit water vaak wel, met de nodige sporen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen, in de drainopslag of via de grond in het drainagewater terecht komt.”

Samenstelling waterstromen

Van Ruijven onderzocht daartoe drie belangrijke restwaterstromen. “Op verschillende bedrijven volgden we het schoonspuiten van de teeltgoten, het reinigen van de leidingen en het reinigen van de binnenzijde van het kasdek. We testten het water op residuen. Enerzijds om te bepalen hoe deze waarden zich verhouden tot het oppervlaktewater en anderzijds om te bekijken welke stoffen eventueel hergebruik in de weg staan. Want waarom zou je water weggooien dat je nog kunt recirculeren?”

De uitkomsten laten duidelijk zien dat zowel qua hoeveelheid als emissies aanpak van teeltwisselwater zeker relevant is. Totaal werd per bedrijf bij de drie genoemde acties 40 tot 60 m3 water per ha gebruikt, waarvan een deel werd opgevangen. Hierin troffen de onderzoekers 1 tot 9 middelen aan die een GBM-concentratie van 5 – 50 microgram per liter veroorzaakten. Dat is soms een factor 1.000 hoger dan wettelijk is toegestaan in het oppervlaktewater. Het is dus te verklaren dat Waterschappen tijdens de teeltwisselingsperiode pieken in vervuiling meten, hoewel deze pieken wel lijken af te nemen.

Gevoelskwestie

Afhankelijk van onder meer het eindeteeltmanagement hebben bedrijven de restwaterstromen meer of minder onder controle. Maar Van Ruijven ontdekte nog meer verschillen. Deze volgden uit gesprekken die hij voerde met zestien telers. “Voor mij misschien wel het meest opmerkelijke resultaat van dit onderzoek is dat telers onderling een heel verschillende perceptie hebben van waterkwaliteit. Waar de één zonder problemen het restwater recirculeert, is de ander huiverig voor elke mogelijke vervuiling en loost het zo snel mogelijk. En dan heb ik het over restwater van dezelfde kwaliteit. Water is nog echt een gevoelskwestie. ‘We doen het altijd al zo…’ Door met dit onderzoek de feiten zwart op wit te zetten, hoop ik op meer bewustwording van wat wel en wat echt niet kan.”

Lozen of hergebruiken, beide opties vragen sowieso om extra aandacht. Alleen wanneer het ontsmettings- en reinigingswater apart wordt opgevangen, is ongezuiverd lozen toegestaan. Wordt het echter in het drainsysteem opgevangen, dan zal de teler wel aan de zuiveringseisen moeten voldoen. De onderzoeker geeft daarbij aan dat de huidige zuiveringstechnieken en -installaties prima voldoen, ook voor deze waterstromen. Een aangepast protocol speciaal voor de teeltwissel is volgens hem niet nodig.

Watermanagement

Met het oog op gesloten kassystemen vindt de optie van recirculatie steeds meer aanhangers. Hergebruik van de reststromen die ontstaan tijden de teeltwisseling is zeer goed mogelijk, maar vraagt wel om de nodige aandacht van de teler. Van Ruijven: “Eigenlijk begint dat al zo’n vijf weken voor het einde van de teelt. Vanaf dat moment dienen telers te sturen op droge matten en lege drainsilo’s. Wanneer reststoffen via substraat of plant het bedrijf verlaten, zitten ze later niet in het water. Vervolgens is het uiteraard belangrijk om de waterstromen tijdens de teeltwissel goed en met voldoende capaciteit op te vangen. En hoe dan ook geldt: stop geen producten in je water die je later niet in je teelt wilt hebben!”

Want er kunnen inderdaad probleemstoffen in het opgevangen water zitten die funest zijn voor het gewas. Uit bemonstering bleken sommige reinigingsproducten chloraat of fluor achter te laten. Opmerkelijk waren ook de zink- en aluminiumdeeltjes van bijvoorbeeld teeltgoten, -tafels en constructiedelen. Die hoeveelheden overstegen regelmatig de schadegrenzen. Daarnaast is het zeker aan te bevelen om het water te filteren en te ontsmetten alvorens het weer toe te passen. Ook raden de onderzoekers telers aan om serieus na te denken over alternatieve producten die op een groene manier pathogenen en algen verwijderen zonder zelf schadelijke stoffen achter te laten.

Werkwijze downloaden

De belangrijkste bevindingen en leerpunten bundelt Van Ruijven in de handleiding ‘Werkwijze voorkomen emissies teeltwisseling substraat’. “Aangezien we steeds meer over waterstromen te weten komen en telers regelmatig handige tips aandragen, vernieuwt dit document zich continu. Een ‘best practice’ die we onlangs nog hebben toegevoegd? Kijk, veel telers zijn vooral aan het begin van de teelt huiverig voor hergebruik van water. Logisch, een jong gewas is vatbaarder voor vervuilingen. Een bezocht bedrijf lost dit op door het tijdens de teeltwissel opgevangen water niet gelijk, maar pas na twee maanden langzaam bij te mengen. Met goed resultaat.”

Ook dragen telers verschillende oplossingen aan om water op te vangen tijdens en na het schoonmaken van de irrigatieleidingen. Wat goed werkt, is het aanleggen van een spoelleiding. Dus niet de doppen eraf en alles weg laten stromen, maar het water via een bypass terugleiden naar de mengbak. “Allemaal mogelijkheden die we graag communiceren naar andere bedrijven. Via de handleiding stimuleren we hergebruik van reststromen en verkleinen zo het lozingsvolume. Bovendien kan hergebruik van deze waterstromen bijdragen aan het verkleinen van het watertekort.”

Op de website van Glastuinbouw Waterproof kan de meest recente editie worden gedownload. TKI T&U, TKI Watertechnologie en Stichting Programmafonds Glastuinbouw/Stichting KIJK verzorgen de financiering van dit project.

Samenvatting

Tijdens de teeltwissel gebruiken tuinbouwbedrijven veel water dat niet via de normale routes wordt opgevangen dan wel geloosd. Gespecialiseerde onderzoekers bekeken met partners de hoeveelheden restwater en de aanwezige inhoudsstoffen. Beiden geven aanzienlijke waarden. Advies is om het water in ieder geval te filteren en ontsmetten voor hergebruik. Indien de teler het water loost via de drainwateropslag, gelden de wettelijke zuiveringsrichtlijnen. Waar het bedrijf ook voor kiest: advies is om geen producten toe te voegen die je later weer moet verwijderen.

Tekst: Jojanneke Rodenburg.
Beeld: Studio G.J. Vlekke.


Recirculatie in emissieloze teelt

Bij een gesloten kringloop is de samenstelling van water afhankelijk van een actieve en passieve input van stoffen. Tijdens de teelt zullen onvermijdelijk (passief) pathogenen, algen en overige vervuilingen in het teeltsysteem terechtkomen. Om deze te bestrijden voegt de teler bewust (actief) middelen toe, die bij verkeerde keuzes tot emissies kunnen leiden. Denk aan voedingsstoffen en ontsmettingsmiddelen. In een emissieloos teeltsysteem kunnen deze stoffen alleen via de output (gewas, substraat en product) of bewuste verwijdering met waterbehandeling het systeem verlaten. Dus: wat er niet in komt, hoeft er ook niet te worden uitgehaald. Vanuit dat oogpunt speelt de teler een belangrijke rol bij de kwaliteit van het recirculatiewater. Dat geldt ook tijdens de teeltwissel.






Gerelateerd