Laatst was ik bij een kweker in het buitenland, waarbij ik me weer realiseerde hoe gezegend we in ons land zijn in onze sector met de talloze professionele organisaties ‘om de hoek’, logistieke bundeling en alle mate van kennis die beschikbaar is.
Echter, de keerzijde van deze bundeling lijkt nabij te komen. In de groenteteelt speelt het denk ik al veel langer en de planten hobbelen er waarschijnlijk achteraan. Veel telers richten zich op een lage kostenstrategie, terwijl er niet voor iedereen ruimte is, met als belangrijk neveneffecten: verdrukking, verdringing, verschraling van assortiment en te lage marges waardoor het geheel van deze effecten verder aangejaagd wordt. Dit alles leidt tot ‘professionalisering’, wat een synoniem is voor onvoldoende verdiencapaciteit. De paradox is echter dat dit ook de creativiteit en innovatie aanjaagt, waardoor we voorlopig voorop blijven lopen in de wereld.
De vraag is echter hoe lang dit vol te houden is. Niet voor niets heeft ook private equity zijn intrede gedaan bij de tuinbouw toeleverende bedrijven. De mores van veel private equity bedrijven is echter dat er veel marge gemaakt moet worden, en dat is deels heel gezond. Continuïteit en duurzaamheid van productiebedrijven is echter gezonder, maar staat niet altijd bovenaan hun lijstje. Wij, de producerende bedrijven, moeten namelijk wel beseffen dat wij hun ‘moneymachines’ zijn.
Hoe we hier mee om moeten gaan zal de tijd leren, maar het biedt ook kansen. Samenwerkingen en co-creaties in de keten met als doel de consument beter te bedienen bijvoorbeeld. Zolang we dit samen blijven doen, heb ik er vertrouwen in dat we als Nederland onze leidende positie nog lang vast kunnen houden.
Dieter Baas, perkplantenteler in Ens