In samenspraak met zijn retail-klant teelt Tomato Masters in het Belgische Deinze op organisch substraat. Zo kunnen de trostomaten in de winkel worden gepromoot als goed smakend Belgisch lokaal product, ‘geteeld in rijke grond’. Teeltmanager Tom Vlaemynck belicht de verschillen tussen het telen op steenwol en op het organische substraat.
Tomato Masters bestaat sinds 2012 en heeft in zijn eentje de hele aangewezen tuinbouwzone van 36 ha in Deinze (Oost-Vlaanderen) aangekocht. Het bedrijf wordt geleid door de broers Herman, Dirk en Johan, Tom (zoon van Dirk) en Tim (zoon van Herman) Vlaemynck. Ze kwamen van Poesele, waar ze nog een bedrijf van 3 ha hebben, met een historie die teruggaat tot 1966. Voor 5 bedrijfshoofden was die locatie echter te klein, zodat ze de uitbreiding 12 kilometer verderop hebben gezocht. Momenteel staat er 10,5 ha glas en er is dus ruimte voor flinke groei.
In Poesele wordt de grove trostomaat Merlice geteeld. In Deinze pruimtomaten, cherry’s en middel trostomaten van het goed smakende ras Foundation. De laatste staan op organisch substraat (6,3 ha), de andere rassen op steenwol (4,5 ha).
Planten generatief houden
Op het oude bedrijf hadden de ondernemers al ervaring met de Peltracom Grow Bag. Bij de komst van Tom Vlaemynck als teeltverantwoordelijke zijn ze echter weer teruggegaan naar steenwol. “Ik wilde geen risico nemen; ik kende steenwol goed. Op de organische mat lieten we bovendien wat productie liggen”, vertelt hij.
Door gezamenlijke inspanningen van de leverancier en teeltadviseur Jos Christianen is inmiddels duidelijk hoe dat te voorkomen valt. “De opstart verloopt totaal anders dan bij steenwol. Omdat we in het begin te veel water gaven, bleef de plant te vegetatief”, vertelt hij. “Bij steenwol druppel je de mat aan het begin vol met 20 liter, bij het organische substraat is dat totaal anders. Daar begin je met maar 3 liter. Vervolgens druppel je door de pot heen, die je meteen op het plantgat zet. Als je het zo aanpakt, kun je de plant generatief genoeg houden.”
Er is onderzoek bij het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen aan te pas gekomen om tot de juiste beginstrategie te komen, vertelt Hans Baekelmans van de substraatleverancier. “Bij steenwol moet het matgewicht in het begin van de teelt zakken, voordat je gaat draineren. Bij organisch substraat blijft het gewicht stabiel. Dat is dus een heel andere manier van telen”, voegt de teler toe.
Vlotte weggroei
Wat ook heel anders is, is de arbeidsbehoefte bij het planten. Bij de Grow Bag zetten ze de plant meteen op het plantgat van de mat en steken stokken ernaast om deze stabiel te houden. Bij steenwol staat het blok eerst naast het plantgat en wordt de plant naderhand verzet en met stokken vastgezet. Zo is de arbeid gespreid over twee werkgangen. “We waren eerst niet helemaal voorbereid op een hogere arbeidspiek, maar als je het weet kun je het plannen”, vertelt Vlaemynck. “In totaal kost het niet meer werk. Opvallend is ook dat er minder planten omvallen dan op steenwol.”
Omdat de plant direct op het gat wordt gezet, maakt hij al vroeger in de teelt meer wortels. “De weggroei is heel vlot. Vanaf de tweede tros kun je echt snelheid maken, terwijl je bij steenwol even moet inhouden”, vertelt hij. Toch heeft hij niet meer productie kunnen realiseren bij deze vliegende start. Dat zou aan de omstandigheden van dit voorjaar kunnen liggen. “Dit jaar zat het weer in het begin niet mee. Misschien dat je bij veel meer licht wel beter kun profiteren van het grotere wortelstelsel”, zegt hij.
Authentieke producten
Ook in de kwaliteit van de vruchten ziet hij geen verschillen tussen de twee substraatsoorten.
De Grow Bag bestaat uit veenbrokjes met een kleine fractie kokos, omhuld door een folie. Het materiaal is recyclebaar. “Er wordt veencompost van gemaakt voor bodemverbetering in de hoveniersector”, vertelt sales manager Els Thoelen. “Als je de folie eraf snijdt, krijg je geld toe omdat het product nog waarde heeft.”
Het feit dat het om organisch materiaal gaat dat recyclebaar is, maakt dat het substraat past binnen de FQC-label van Carrefour (FQC = Filière Qualité Carrefour). De supermarkt belooft daarmee aan de consument authentieke producten met een goede smaak en constante kwaliteit, geproduceerd met respect voor de omgeving in een duurzame relatie tussen afnemer en producent. Momenteel vallen vijf groenteproducten onder FQC: naast deze trostomaten ook asperges, vollegronds witlof, aardappelen en speciale wortels geteeld op leemgrond.
Speciaal lastenboek
De belangstelling van de supermarktorganisatie voor de teelt in de grond (in dit geval potgrond) heeft de doorslag gegeven bij de keuze van de telers voor organisch substraat. Er staat een kleine meerprijs voor de tomaten tegenover. Ze worden in speciale eenlaags kisten gepresenteerd, waar negen trossen in passen. Een kistkaart beschrijft waarom deze tomaten zo speciaal zijn en de foto van Tom Vlaemynck laat zien waar ze vandaan komen. Ook speelt hij de hoofdrol in een promotiefilm die in de winkels wordt afgespeeld. Zo krijgt hij langzamerhand de status van BV (Bekende Vlaming).
Voor het label geldt een speciaal lastenboek (pakket van eisen). Behalve de genoemde punten schrijft dat voor om het water- en middelengebruik bij te houden. Het bedrijf gebruikt alleen regenwater en past biologische bestrijding toe. Sinds de planting 2 januari is er – bij het schrijven van dit artikel – nog geen chemisch middel ingezet.
Om de gewenste smaak en kwaliteit te bereiken, druppelt Vlaemynck in het begin van de teelt met een relatief hoge EC van 4,5. “Ook in de zomer gaan we niet terug tot een heel lage waarde. We gebruiken dan veel water met een relatief hoge EC. Op deze manier blijft de kwaliteit beter. Het overtollige water vangen we allemaal op.”
Bodemweerbaarheid
Op organisch substraat kan zich sneller een heel gevarieerd bodemleven ontwikkelen dat zorgt voor weerbaarheid. In de strijd tegen crazy roots kan dat een hulpmiddel vormen. Om die reden is intussen ook een groot Nederlands tomatenbedrijf overgegaan op deze matten. Bij Tomato Masters speelt het probleem van crazy roots echter niet. De teler heeft wel aandacht voor de bodemweerbaarheid; in samenspraak met Koppert Biological Systems heeft hij ervoor gekozen om Trichoderma in te mengen in het substraat; deze schimmel koloniseert goed in het organische milieu.
Al met al vindt Vlaemynck telen op organisch substraat toch veel lijken op de teelt op steenwol, afgezien van de eerste periode, waarin de watergift heel anders moet worden aangepakt.
Samenvatting
Tomato Masters in Deinze teelt een flink deel van zijn tomaten op organisch substraat omdat dat meerwaarde geeft voor de afnemer, die het product onder een speciaal label verkoopt. Het substraat vergt in het begin een heel andere watergeefstrategie dan steenwol, maar na deze fase verschilt de teelt weinig. Wellicht is nog meer profijt te halen uit de snelle weggroei in het begin.
Tekst: Tijs Kierkels. Foto’s: Wilma Slegers.