De belichting in de phalaenopsisteelt staat op een keerpunt. Na drie jaar onderzoek lijkt in de winter tot 32% besparing op elektra mogelijk zonder verlies aan kwaliteit of productie. Zowel in de opkweek als in de afkweek. Bij de nieuwe aanpak draait het niet om de lichtsom, maar om de juiste timing. Dat is een doorbraak voor een teelt waarin zestien uur per etmaal tot 5 of 9 mol/m²/dag wordt belicht, vooral in de winter. Praktijkproeven bij Ter Laak Orchids in Wateringen gaan uitwijzen hoe de nieuwe belichtingsstrategie uitwerkt voor vier verschillende rassen.
Bij Ter Laak Orchids is een van de kernwaarden ‘respect voor mensen en milieu’. Het is niet verwonderlijk dat de praktijkproef met de nieuwe belichtingsstrategie hier plaatsvindt. Het state of the art-bedrijf stelt twee van zijn eigen testkassen van 80 m² hiervoor beschikbaar. Het teeltbedrijf is lid van gewascoöperatie Potorchidee, die intensief betrokken is bij de proeven. De coöperatie is naast Kas als Energiebron een belangrijke financier van dit onderzoek.
Martin van Dijk, manager teelt bij Ter Laak Orchids en bestuurslid van de gewascoöperatie, legt uit waarom die investering zo belangrijk is voor de leden. “Phalaenopsis is een relatief nieuw gewas. Bovendien is het een CAM-plant, waarover we nog niet alles weten. Veel gebeurt op gevoel. We willen de plant beter gaan begrijpen. Als phalaenopsistelers vinden wij het belangrijk om in de toekomst onze CO2-footprint te verkleinen. Verduurzamen gaat het beste door minder energie te gebruiken. Onnodig belichten is zonde. Daarom investeren wij samen in dit onderzoek.”
Dimmen in plaats van uitzetten
Aan de nieuwe belichtingsstrategie ging maar liefst drie jaar onderzoek vooraf. Stap voor stap ontrafelden onderzoekers Sander Hogewoning en Govert Trouwborst van Plant Lighting uit Bunnik hoe deze CAM-plant reageert op belichting. Want bij phalaenopsis werkt de fotosynthese anders dan bij gewone C3-planten. Het zijn langzame groeiers die in de namiddag pas hun huidmondjes openen. In de namiddag en in de nacht halen zij CO2 binnen en slaan dat op in de vorm van malaat in de cellen. De opslagruimte is daardoor beperkt. Overdag vindt de fotosynthese plaats, want daarvoor is licht nodig. Als het malaat op is, stopt de fotosynthese grotendeels.
Hoe kun je met minder belichten in de winter toch zorgen voor een optimale CO2-opname en een goede productie? In de eerste fase in 2013 en 2014 concludeerden de onderzoekers dat de plant gedurende een aantal uren per etmaal het licht slecht benut. Het licht uitzetten in die uren bleek echter averechts te werken. De CO2-opslag werd erdoor beperkt.
Daarom zochten zij in de tweede fase naar een strategie om gedurende zestien uur te zorgen voor voldoende licht, maar het licht te dimmen op inefficiënte uren in de vroege ochtend en middag (zie www.onderglas.nl/digitaal, december 2015, pagina 7-9). Het onderzoek met het ras Sacramento in de afkweekfase bevestigde de hypothese dat dimmen op bepaalde uren kan. Hogewoning: “Bij vier slimme behandelingen was de totale CO2-opname door het blad even groot als bij de controlebehandeling van 7 mol/m²/dag gedurende zestien uur. Timing bleek belangrijker dan de lichtsom.”
Zekerheid
Een spectaculair resultaat, maar telers wilden meer zekerheid over het behoud van kwaliteit. Tussen december 2015 en mei 2016 voerden de onderzoekers daarom een herhalingsproef met Sacramento uit op grotere schaal, die de opkweek tot en met afkweek besloeg. De teelt vond plaats in compleet stuurbare klimaatkamers. Daarin kon Plant Lighting het daglicht in de winter simuleren en net als in de praktijk aanvullen met SON-T.
Samen met de gewascoöperatie kozen zij de twee meest succesvolle behandelingen uit.
In de zogenaamde dimbehandeling werd het licht ’s ochtends getrapt opgevoerd en ’s middags gedimd. In de stuurbehandeling was er ’s ochtends stuurlicht en gingen de lampen ’s middags helemaal uit. Die behandelingen plaatsten zij naast de standaard belichtingsstrategie van 7 mol/m²/dag. De daglengte was overal 16 uur. Overigens belichtten de onderzoekers in de koelingsfase nog op de ‘gewone’ manier.
Evenveel meertakkers
Wat zijn de resultaten hiervan? Hogewoning: “Die komen overeen met het eerdere onderzoek. De CO2-opname tussen de drie behandelingen verschilt niet significant van elkaar. Een belangrijke conclusie is dat de lichtsom in ongeveer negen tot tien uur moet worden gehaald. Dan moet er op volle intensiteit worden belicht. Dat is anderhalf uur na de start van de belichting tot negen, tien uur daarna. In die tijd maakt de plant zijn suikers aan. De daglengte tot zestien uur moeten de telers wel volmaken. Maar daarvoor is eerst één tot twee uur 60 en vervolgens slechts 30 µmol/m²/s licht al voldoende. Die strategie kan tot 32 procent op elektra besparen.”
De telers waren vooral benieuwd naar de productie en kwaliteit. De drie lichtbehandelingen laten een vergelijkbare kwaliteit zien met een percentage meertakkers van rond de 90%. Het aantal knoppen op de hoofd- en zijkam verschilt daarnaast nauwelijks van elkaar. Van Dijk zegt hierover: “Iedereen kweekt voor meertakkers. Aan dat percentage mag niet worden getornd. Dit is voor ons een belangrijk resultaat.” Het is na te lezen in het rapport ‘Minder belichten Phalaenopsis II’, dat Kas als Energiebron eind augustus op zijn website publiceerde.
Strategie aangepast
Het onderzoek heeft ertoe geleid dat verschillende phalaenopsistelers anders belichten in de winter. “In ieder geval één teler belicht volgens de nieuwe methode, andere telers zetten kleinere stappen”, vertelt Hogewoning. Ook bij Ter Laak Orchids is dat het geval, vertelt de teeltmanager. “Op een van onze locaties starten we niet meer om 0.00 uur met belichten, maar op een vast tijdstip later in de nacht. Zo proberen we meer daglicht mee te pakken. We houden voorlopig vast aan de PAR-som en gaan nog niet dimmen. Maar als het in de praktijkproef werkt, is de kans groot dat we volgend winterseizoen gelijk doorpakken.”
Ook andere telers van de gewascoöperatie wachten de resultaten van deze praktijkproef af, die vanaf week 42 in 2016 tot in de zomer van 2017 bij Ter Laak doorloopt. Want er blijven genoeg vragen over. Hoe werkt de strategie bijvoorbeeld voor andere rassen? “Daarom hebben wij gekozen voor vier rassen: Sacramento, Donau, Jewel en Las Palmas. Die laatste twee zijn moeilijke groeiers. In de ene kas van 80 m² belichten we op de traditionele manier, in de andere proefkas volgens de stuurbehandeling uit de eerdere proef. Zelf ben ik benieuwd naar de voortakgevoeligheid”, vertelt Van Dijk. Plant Lighting begeleidt de proef en zorgt voor alle metingen en tellingen.
Energiebesparing
Daarnaast voeren de onderzoekers in hun eigen klimaatkamers in Bunnik twee proeven uit, die eveneens in week 42 zijn gestart. Het doel is nog meer energiebesparing te halen, legt Hogewoning uit. “In de eerste gaan wij de stuurbehandeling ook in de koelingsfase toepassen. In de tweede proef zetten we verder in op het daglicht-bioritme. We belichten dan tussen 5:00 en 21:00 uur. In de cruciale periode voor de lichtsom – de tijd tussen 6:30 en 15:30 uur – kan in de winter het daglicht nog beter worden benut. De besparing op elektra loopt dan naar schatting tot 43 procent op.” Aan een efficiëntere belichting van phalaenopsis in de winter kan zo nóg verder worden gesleuteld.
Tekst: Karin van Hoogstraten, beeld: LD Photography