Kalanchoë is het op een na grootste product in de categorie bloeiende potplanten. Dus elke stap die telers kunnen zetten om het energie- en middelengebruik terug te dringen, is welkom. De gemotiveerde gewascoöperatie trekt daarom al een aantal jaar op met onderzoeksinstellingen om een geschikte teeltstrategie te ontwikkelen. Onlangs werd deel 1 van het project ‘Kalanchoë toekomstbestendig’ afgerond.

Voor een beter begrip van een kalanchoëteelt, schetst Plant Lighting projectleidster Daphne Ruiter in grote lijnen het verloop ervan. “Eerst kweek je het gewas enkele weken op bij een lange daglengte. Dan schakel je over naar een kortedag, voor bloei-inductie.”
“Afgelopen jaren is het ons voor het merendeel van de onderzochte rassen gelukt om in klimaatcellen onder full-LED en zonder remmiddelen een goede kwaliteit te telen.” Ze somt de leerpunten op: “Blauw licht en vooral verrood in het spectrum zijn belangrijk voor het compacter houden van de plant en bij een aantal rassen ook voor het voorkomen van doorwas. Verder blijkt een lagere lichtintensiteit tijdens de eerste weken van de langedag opkweekfase prima te voldoen. En bij de rassen die wij beproefden, kan al na enkele weken kortedag probleemloos worden overgeschakeld naar een langedag.”

Opkweekfase

Vorig jaar ging een nieuwe uitdaging van start. Voor het project ‘Kalanchoë toekomstbestendig met minimale energie en remmiddelen’ trok Ruiter op met Bas Oudshoorn van Delphy Improvement Centre. Sluitstuk was een praktijkproef waar het onderzoeksteam met zo min mogelijk warmte-input, elektriciteit en remmiddelen een goede kwaliteit ging telen.
Ter voorbereiding op die demonstratieteelt vonden in de klimaatcellen eerst nog experimenten plaats met lichtintensiteit, verrood en dagtemperatuur in de langedag opkweekfase (onder gesimuleerde winterse omstandigheden). Zes cultivars ondergingen gedurende vier weken acht verschillende behandelingen, zonder gebruik van remmiddelen. Na de langedag behandelperiode werden alle planten onder gelijke omstandigheden verder geteeld. Tot aan de oogst.

Resultaten klimaatcel

Ruiter: “We oogsten de planten op twee momenten.” De onderzoekster beoordeelde een deel van de kalanchoë’s vijf weken na de start, de rest bij bloei na de gebruikelijke 13 à 14 weken. De resultaten verschilden nogal, geeft ze aan.
“Bij de tussentijdse oogst toonden de planten geteeld bij een hoge lichtintensiteit voller dan die geteeld waren bij een lagere lichtintensiteit. Ze hadden meer zijscheuten en het scheutgewicht was hoger. Dat verschil was na de volledige teeltperiode nog maar beperkt terug te vinden. De eindproducten waren visueel nagenoeg gelijk. En opmerkelijk genoeg, hadden de planten met meer zijscheuten niet meer bloemen aangemaakt.”
Diezelfde trend was zichtbaar bij de temperatuur. Constateerde de onderzoekster bij de tussenoogst meer lengtegroei na een behandeling met hoge dagtemperatuur, bij de eindoogst was dat verschil niet meer meetbaar. En verrood? Ook daarover is Ruiter duidelijk: “Of we nu geen, een beetje of veel verrood doseerden tijdens de opkweekfase, het had geen effect op de gewasontwikkeling.”

Instellingen praktijkproef

Concluderend werd er in de klimaatcellen dus geen meerwaarde gemeten door het gebruik van verrood, hogere dagtemperaturen of hogere lichtintensiteiten in de langedag opkweekfase. En dus nam het onderzoeksteam de meest energie-efficiënte instellingen over voor gebruik in de praktijkproef. Ze koos voor slechts 30 μmol/m².s LED-belichting bij een dagtemperatuur van 21,5ºC (nacht 20,5ºC) en geen verrood.
Na deze opkweekfase kregen de planten een aantal weken kortedag (10 uur) waarbij met maximaal 150 μmol/m².s mét verrood werd belicht tot een dagsom van 6 mol/m². Vervolgens zijn de planten weer onder een langedag (16 uur) afgekweekt met dezelfde dagsom licht. Op die manier kon beter gebruik worden gemaakt van natuurlijk daglicht en kon belicht worden op de uren dat elektriciteit gemiddeld minder duur is.
Van week 38 tot en met 51 vond de eerste demonstratieteelt plaats in Bleiswijk. Van week 52 tot 13 volgde een tweede. Dat is de periode dat belicht wordt in de kalanchoëteelt.

Eerste teeltronde

De proefkas had de beschikking over dynamisch dimbare LED-belichting met apart regelbaar verrood zodat de onderzoekers niet meer hoefden te belichten dan nodig. Daarbovenop waren een verduisteringsscherm (Obscura), energiescherm (Luxous) en diffuus scherm (Harmony) geïnstalleerd. De eerste twee lagen op één dradenbed. Het verduisterings- en diffuus scherm werkten samen volgens het PAR-perfect principe en zorgden voor een gelijkmatige lichtverdeling in de kas. Het energiescherm opende pas bij meer dan 100 watt instraling.
Met behulp van de LED-lampen en schermdoeken realiseerde het onderzoeksteam een teelt bestaande uit vier weken langedag opkweek (16 uur licht per dag), zes weken korte dag (10 uur licht per dag) en vervolgens langedag afkweek (wederom 16 uur per dag).
“Op geen enkel moment hebben we de minimumbuis gestookt of remmiddelen gebruikt”, benadrukt Oudshoorn. Gedurende de teelt werden de onderzoekers bijgestaan door telers van de gewascoöperatie. “Zij hielpen ons de puntjes op de i te zetten qua strategie.” Uiteindelijk werd de eerste teeltronde volbracht met gebruik van slechts 3,8 m³/m². Een prima prestatie.

Compacte planten

De plantvorm verraste de onderzoekers echter in negatieve zin. Anders dan in de klimaatcellen was het gewas onder de gebruikte instellingen flink uitgegroeid. De effecten wisselden wel per cultivar.
Teeltronde twee moest dus anders ingestoken worden, vervolgt Oudshoorn. “We besloten de instellingen gelijk te houden, maar de langedag opkweekfase te verkorten.” In de vervolgteelt werd daarom voor de meeste rassen een vegetatieve fase van 23 dagen ingesteld.
De ingreep heeft bijgedragen aan een beter resultaat. “We hebben nog niet alle resultaten binnen, maar het geoogste eindproduct was mooi compact van vorm. Misschien zelfs iets te gedrongen, vinden de telers. Maar aangetoond is: door te spelen met de duur van de langedag opkweekfase is de compactheid van kalanchoë te sturen. De kwaliteit is dus absoluut verbeterd. En qua gasverbruik zaten we maar één kuub hoger dan de eerste teelt.”

Veenvrije potgrond

Een ander positief resultaat betreft een proef met veenvrije potgrond. Ruiter: “Naar aanleiding van de verschillende uitkomsten van de klimaatcel en de eerste kasproef, bedachten we dat de oorzaak wel eens bij het microklimaat kon liggen. In de klimaatcellen vond namelijk fors meer verdamping plaats en rookproeven in de kas toonden een heel minimale luchtcirculatie aan. Door naast het standaard substraat een substraat te gebruiken dat minder vocht vast houdt, hoopten we de vochthuishouding van de planten in de proefkas te beïnvloeden. In overleg met de telers en leverancier Van der Knaap werd gekozen voor veenvrije potgrond. Ook met het oog op de toekomst natuurlijk.”
Uit alle data die nu voor handen zijn, blijken reguliere en veenvrije potgrond gelijk te presteren. De planten waren dus niet compacter, maar ook niet minder van kwaliteit. “Het enige verschil is dat we de veenvrije planten één keer bladbemesting hebben meegegeven toen het blad wat geel kleurde.”

Vervolg

In augustus krijgt het project een vervolg. Wederom met twee kasproeven in Bleiswijk. Het aantal weken langedag opkweek wordt gevarieerd, regulier substraat vergeleken met veenvrije potgrond en de onderzoekers hebben ditmaal de beschikking over een Logiqs tafel voor actievere luchtbeweging (van onderaf). “Op die manier trachten we het microklimaat verder te verbeteren.”
Dit onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van Kas als Energiebron en de gewascoöperatie Kalanchoë, met financiële bijdragen van Agrolux Nederland en Ludvig Svensson.

Tekst: Jojanneke Rodenburg, beeld: Fotostudio G.J. Vlekke