Jack Loonen uit Oosteind straalt als hij het over zijn aardbeienteelt heeft. De consument moet er blij van worden, vindt hij. Dat betekent niet alleen dat ze lekker moeten zijn, maar ook gezond en zonder residu. Hij kan nu nagenoeg zonder chemische gewasbescherming telen. Een groeiproces waarin hij zich met volle energie heeft laten meenemen. Het pakket maatregelen varieert van ingrepen op watergebied tot aan middelen op de plant en in het substraat.

Hij heeft nu voor het zevende jaar aardbeien. Daarvoor teelde hij 21 jaar met veel plezier aubergines. Toen er nieuwe rassen aankwamen met een hogere productie, maar ook een hogere CO2-behoefte, besloot hij te stoppen. “Mijn bedrijf is relatief klein, slechts 1,2 ha. Te klein voor een WKK. Daarom was het verstandig om naar een andere teelt uit te kijken. Dat werden de aardbeien.”
Hij kwam uit bij het ras Elsanta. Hij koopt zijn planten, 200.000 stuks, bij een vaste kweker van aardbeienplanten. Deze stekt ze in juli en laat ze doorgroeien tot december. Vervolgens worden ze ingepakt en bewaard bij -1,5ºC tot ongeveer 10 augustus. Loonen bestelt ze met drie trossen per plant: een hoofdtros en twee natakken. Bij de plantenkweker worden de jonge planten een aantal malen behandeld met een biostimulator, zodat hij al een weerbare plant ontvangt.

Schouderklopje

Na een paar dagen ontdooien, worden de planten in goten met kokossubstraat gezet. Het eerste deel van de oogst loopt van eind september tot de kerst. Ondertussen vormen zich nieuwe knoppen onderin de planten. “Als de aardbeien eraf zijn, kijken we hoe het met de trosaanleg staat. Als deze 1,2 cm groot is, stoppen we een maand met stoken. Dat is tussen half januari en half februari. Daarna stoken we de kas weer op. Vanaf circa 10 april tot half juni kunnen we dan weer oogsten.”
De aardbeien zet hij af via veiling Hoogstraten in België. Op de aardbeienbakjes zit een code die de consumenten kunnen scannen voor meer informatie over het product. “Ik krijg zo’n twintig reacties per jaar. Mijn aardbeien komen onder andere terecht in Ierland, Engeland, Noorwegen, België en Nederland. Ik heb alleen maar positieve berichtjes ontvangen. Het voelt als een schouderklopje.”

Weerbaar telen

Vanuit de aubergineteelt was Loonen gewend om met natuurlijke vijanden te werken. Hij was destijds een van de eerste auberginetelers die met biologische bestrijding aan de slag ging. Het laatste auberginejaar startte hij voorzichtig met weerbaar telen. Hij gebruikte Trianum op de mat en doseerde compostthee mee. “Dat leverde nog niet veel op. Het was een leerjaar.”
De eerste 2,5 jaar ging hij redelijk traditioneel aan de slag in de aardbeienteelt. Dat betekende dat hij waar mogelijk natuurlijke vijanden inzette naast chemische middelen tegen meeldauw en een aantal bodemziekten. Toen hij vier jaar geleden eraan toe was om weer met weerbaar telen te beginnen, kwam Theo van der Knaap van Ecoconsultancy toevallig langs. Hij legde hem de strekking van weerbaar telen uit: het vervangen van harde middelen die ziektes en plagen onderdrukken door zachte natuurlijke middelen. Op die manier bouwt hij een ecologiesysteem op en het teeltsysteem komt weer meer in evenwicht vanuit de natuur gezien.

Gezond water

Water speelt bij Loonen een hoofdrol in het verhaal van weerbaar telen. “We werken met bronwater. De waterkwaliteit hier is goed. We zuiveren het via ultrafiltratie. Aardbei kan bijvoorbeeld slecht tegen silicium.”
Hij had al vijftien jaar twee Vitalizers in zijn bedrijf om het water zodanig te behandelen dat het de natuurlijke structuur en vitaliteit krijgt van oorspronkelijk bronwater. Het ene apparaat staat bij de dagvoorraad, de andere bij de spuit waarmee hij middelen toedient. De voedingsstoffen in het water worden zodoende gemakkelijker opgenomen.
De aardbeienteler gebruikt daarnaast nog andere technieken om de waterkwaliteit te verbeteren. Schematisch laat hij de weg zien die het water maakt. Het gefiltreerde bronwater gaat via een waterval naar een schoonwatertank. Ook deze waterval zorgt ervoor dat het water weer de natuurlijke structuur krijgt.
Het schone water gaat langs de meststoffenunit, krijgt daar de benodigde meststoffen mee en komt in de dagvoorraad terecht. In de dagvoorraadtank van 90 m³ zit een pomp die het water rondpompt: 3 m³ wordt alleen rondgepompt, 5 m³ gaat eerst langs een lavafilter en komt dan weer terug in de dagvoorraad.

Filter van lavastenen

Dit lavafilter heeft hij zelf laten bouwen. Het idee is dat het water, zoals bij een zandfilter, op een natuurlijke manier wordt behandeld. Voordeel van dit filter is dat het compacter is. “De bak is voor de helft gevuld met lavastenen. In de poriën van de lavastenen zitten positieve bacteriën. Er zitten sproeiers in de bak om het water van extra lucht te voorzien. Dit bevordert tevens het leven van de bacteriën die de ziektekiemen kunnen aanpakken.”
Hij laat het filter niet automatisch schoonmaken. “Ik ‘hoor’ het aan de pomp als het systeem gaat verstoppen. Het is zonde om het systeem iedere week schoon te maken. Je verliest daarmee ook de goede bacteriën.”

Middelen met andere achtergrond

Naast de aanwijzingen om optimaal met water om te gaan, geeft de teler wekelijks een mix van verschillende stoffen mee via de dagvoorraad. De werking is divers. Het maakt de plant weerbaarder, bevordert de positieve bacteriën in het wortelmilieu en bevat antagonisten tegen bodemziekten.
Daarmee vervangt hij de chemische middelen en deels ook de natuurlijke vijanden door middelen op een natuurlijke basis. “Ik gebruikte Paraat tegen stengelbasisrot – Phytophthora cactorum – en Fusarium. Dit middel heb ik vervangen door twee soorten bacteriepreparaten na het planten. Deze geef ik per kraanset mee, zodat ik precies weet hoeveel ik meegeef en dat het op de goede plek terecht komt. We spuiten natuurlijke producten als bladbemesting om de plant weerbaarder te maken. Ik gebruik Botanigard tegen wittevlieg en Serenade tegen rot en meeldauw. Met groene middelen bestrijden gaat alleen goed als de basisdruk van de ziekte laag genoeg is.”

Resultaten

“Mijn doel was een zo gezond mogelijk product telen zonder residu, dat er mooi uitziet en een goede productie heeft. Dat is gelukt. De productie is vergelijkbaar of zelfs in de plus.” In de herfst plukt hij 4,5 tot 5 kg/m² en in het voorjaar 9,5 tot 10 kg/m².
Loonen: “De gecombineerde aanpak zorgt er ook voor dat luis, wittevlieg en spint op een laag niveau blijven. Dat betekent dat ik nu voorzichtig de inzet van natuurlijke vijanden verminder. In plaats van een volle levering roofmijt tegen spint ga ik dit voorjaar nog maar een halve levering roofmijt bestellen.”
Qua kosten zijn er plussen en minnen. Het lavafilter was de duurste investering. Hij heeft minder kosten, omdat hij de substraatbakken niet meer laat stomen, de kassen niet meer uitfogt met formaline en geen chemische producten meer gebruikt. Wel gebruikt hij de natuurlijke producten die hem worden geadviseerd. Zijn spelregel is dat dit 7 cent per m² per kwartaal mag kosten. Hij heeft ze drie kwartalen nodig – dat wil zeggen 20 cent/m². Hij komt op dit moment uit op 25 cent/m². Het is nog steeds een leerproces. “Het systeem is nog niet helemaal compleet, maar we komen er steeds dichterbij”, besluit Loonen.

Tekst en beeld: Marleen Arkesteijn