Naarmate er meer middelen wegvallen, wordt het steeds belangrijker de overgebleven mogelijkheden zo efficiënt mogelijk in te zetten. Contactmiddelen moeten de plaag echt raken en dat geldt nog in sterkere mate voor groene middelen. Bij gerbera met zijn dikke bladpakket is dat lastig. LG Flowers heeft de spuitlansen laten aanpassen met het oog op wittevlieg en Turkse mot. De eerste ervaringen zijn positief.
Wittevlieg was lange tijd de hoofdplaag in gerbera. Maar de afgelopen jaren staat de Turkse mot op plaats één. Het kleine bruine vlindertje rukt op door het wegvallen van de middelen Nomolt en Match, door resistentieontwikkeling, maar waarschijnlijk ook door klimaatverandering. Dat remt duidelijk de vergroening van de gewasbescherming. Er moet meer chemisch ingegrepen worden en daardoor kunnen gerberatelers bijvoorbeeld niet meer de roofkever Delphastus inzetten tegen wittevlieg. Waardoor ze weer meer (chemisch) moeten corrigeren tegen wittevlieg.
Het wordt dan steeds meer cruciaal dat de middelen die je inzet daadwerkelijk de plaaginsecten bereiken. “Dat geldt voor alle contactmiddelen. En voor groene middelen, zoals de schimmelpreparaten BotaniGard en Mycotal, eigenlijk nog meer. Maar ook schimmelmiddelen (fungiciden) moeten diep de plant indringen. Gerbera heeft heel veel blad dat dicht op elkaar groeit; dat maakt het een stuk lastiger”, vertelt Mike Mulder, verantwoordelijk voor de gewasbescherming bij LG Flowers.
Feromoonvallen
Het gerberabedrijf heeft 12,5 ha glas verdeeld over drie tuinen in Delfgauw en Pijnacker. Opvallend is dat in de nieuwste kas de wittevlieg het beste in de hand te houden is met biologie. Mulder: “Daar beginnen we met de roofmijt Transeius montdorensis, gevolgd door de sluipwesp Encarsia. Als er gecorrigeerd moet worden, gebeurt dat met het insectenmiddel Sivanto Prime, plus Hi-Wett als uitvloeier.”
Turkse mot probeert hij bij een lage plaagdruk zoveel mogelijk weg te vangen met feromoonvallen. Maar er komt onvermijdelijk het moment dat hij chemie moet inzetten. Hij gebruikt Nocturn, Verismo en Runner; middelen die allemaal een verschillende werking hebben en onder verschillende groepen vallen. Het afgelopen jaar zijn daar de biologische middelen Azatin en NeemAzal bijgekomen die een extra bestrijdend effect op jonge rupsen hebben. Dus met de afwisseling zit het wel goed. Eventueel heeft hij ook nog Conserve achter de hand, maar dat is een niet-integreerbaar middel: het brengt schade toe aan de natuurlijke vijanden.
Gascrisis
Bij de schimmelziekten is goede klimaatbeheersing en zwavelen de eerste insteek. Als echte meeldauw toch een probleem wordt, zet Mulder Topaz, Collis en Serenade in. “Bij Botrytis gaat het er in de eerste plaats om dat je het vocht in de hand houdt. Onder de huidige omstandigheden is dat lastiger. Door de gascrisis zijn we zuiniger met energie. De etmaaltemperatuur is wat lager en na de Kerst zijn we minder gaan belichten om het gewas meer in rust te zetten. Nadeel daarvan is dat je meer moeite hebt met Botrytis”, vertelt de teeltspecialist.
Hij wordt begeleid door adviseurs Wouter en Erik Mooij van Mooij Gewasbescherming. Belangrijk aandachtspunt is voortdurend de omgang met de Turkse mot. Vroeger was één keer in de twee weken spuiten voldoende. Nu is dat eens per week of eens in de vijf dagen. “Het is steeds belangrijker dat de middelen diep indringen. Je moet de jonge rupsen bij de ontwikkelende knoppen in het hart van de plant raken om bloemschade te voorkomen. Anders moet je die bloemen later weggooien omdat ze aangevreten zijn”, vertelt Mulder.
Fluorescentieproeven
Mooij is ervan overtuigd dat er op het gebied van spuittechniek nog wel een en ander te verbeteren is. Daarom heeft hij een reeks fluorescentieproeven uitgevoerd. Daarbij spuit je met een vloeistof die oplicht (fluoresceert) als je er in een donkere cel met een UV-lamp op schijnt. Zo kun je de bedekkingsgraad beoordelen. De uitgeprobeerde opties zijn: spuiten met hoge of lage druk, spuiten met toevoegingen, aanpassen van de spuitlans. De laatste optie gaf het beste resultaat.
Mooij: “In de praktijk is er discussie over de druk. Een deel van de telers werkt met hoge druk om een fijne nevel te krijgen. Maar een lage druk met een grove druppel blijkt dieper in het gewas te komen. Je moet dan wel je rijsnelheid en je doptype aanpassen. Als je alleen de druk verlaagt, gaat het mis.”
Spuitdoppen aanpassen
Toevoegmiddelen (zoals uitvloeiers) bleken de doordringing niet belangrijk te verbeteren. Vervolgens is de adviseur gaan kijken naar de spuitlans en de doppen. “Bij een andere teler hebben we spuiten met behulp van twee doppen vanaf de zijkanten vergeleken met een extra dop aan de bovenkant. Die derde dop had niet het gewenste resultaat.”
Mooij: “Het goede idee kwam eigenlijk uit de rozenteelt. Daar wordt gespoten onder een kleinere hoek, namelijk 40º in plaats van de 80º die bij gerbera gebruikelijk is.” Maar je kunt niet zomaar een breedspuitende spleetdop vervangen door eentje met een smallere hoek. Dan moet je ook de afstand tussen de doppen kleiner maken om volle bedekking te realiseren. Dat was de tweede aanpassing. Een derde aanpassing was dat de onderste dop niet meer schuin naar boven spuit, maar gewoon horizontaal.
Uit de fluorescentieproeven blijkt dat de aangepaste spuitlans ervoor zorgt dat zowel de schuinstaande bladeren als de horizontale hartbladeren veel beter worden geraakt (zie figuur).
Eerste ervaring positief
Bij het schrijven van dit artikel had Mulder een maand ervaring met de nieuwe spuitlans. “Ik ben er heel positief over. Ik zie aan de onderkant van het blad een grote vermindering van wittevlieg. Daags na het spuiten is een veel groter deel dood dan bij de oude manier van spuiten. En op plekken waar de druk groot is, hoeven we minder met de hand bij te spuiten.”
Over de Turkse mot kan hij nog niets zeggen, want die vliegt in de winter niet. Maar hij is optimistisch gestemd. “Ik verwacht minder aantasting en dus meer leverbare kwaliteitsbloemen. Als we die economische schade kunnen voorkomen, heb je de investering (duizend euro per drie lansen) er zo uit. Bovendien hopen we op middel te besparen door iets minder vaak te bestrijden. En wellicht kun je weer wat groenere middelen tegen de mot inzetten.”
Nu is het afwachten tot de mot weer opduikt. De tendens is dat de invliegtijd langer is geworden. Soms komt hij al in maart, waarschijnlijk door de zachte lentes. En ook de zachte periodes in de herfst werken in het nadeel.
Tekst: Tijs Kierkels, beeld: Wilma Slegers