Steenwol is een vrijwel ideaal substraat voor vruchtgroenten. Maar door de gestegen energieprijzen groeien de kosten van aanschaf en recycling voor de teler. Bovendien klinkt er kritiek op het milieuprofiel. Reden om te kijken naar de teeltprestaties van alternatieve substraten. Proefcentrum Hoogstraten voert daarvoor een serie onderzoeken uit.

De onderzoeken bij Proefcentrum Hoogstraten worden opgezet in nauwe samenspraak met de telers. “Zij zien dat de kosten van steenwol ieder jaar toenemen. Dat geldt ook voor de afvoer- en verwerkingskosten. Dat is de reden dat meer telers dan voorheen bezig zijn met alternatieve substraten”, vertelt Benedikte van Heghe, onderzoeker tomaten- en paprikarassen en gesloten kringlopen.

Tomaat

In de eerste plaats moeten alternatieve substraten teelttechnisch goed presteren. Dat is het huidige aandachtspunt in het onderzoek. Het milieuprofiel van de verschillende grondstoffen is nog niet doorgerekend. In 2023 vonden proeven plaats met tomaat en paprika.
Uit energie-overwegingen werd de tomatenproef pas in maart geplant. Deze liep tot midden oktober. Het gewas (ras Marinice) op steenwol (Grodan GT Master) werd vergeleken met een kokossubstraat (Biogrow van Bart De Smet) en een houtsubstraat van Cultilene. Elk substraat lag in een ander kraanvak, zodat de watergift afgestemd kon worden op het verloop in watergehalte. De stengeldichtheid was 3,3 stengels per m².
Het vochtgehalte werd gevolgd met de GroSens sensor. “Dat was niet helemaal ideaal want die sensor is ontworpen voor steenwol, maar we konden wel een goede indicatie krijgen van stijging en daling van het vochtgehalte”, vertelt de onderzoekster. Om goed generatief te kunnen sturen, is het noodzakelijk dat de mat ’s nachts een beetje uitdroogt. Dit heet interen. “We weten dat organische substraten wat lastiger interen. Je moet daar dus apart op sturen”, geeft ze aan.

Watergift

De watergift en drain bij kokos waren vergelijkbaar met die op steenwol. Houtsubstraat vergde een hogere watergift en gaf wat meer drain, vooral in het begin van de teelt. Vanaf begin juni was een avondbeurt nodig bij houtsubstraat om te vermijden dat het vochtgehalte te sterk daalde. Overigens gaf de vochtregeling geen problemen.
“We zagen geen enkel verschil in productie, aantal vruchten en vruchtgewicht tussen de verschillende substraten. Ook de brixwaarde was gelijk. Op kokos waren de vruchten op dag drie na de oogst iets harder dan de andere, maar op dag tien was er geen verschil meer”, vertelt Van Heghe. “Opvallend was wel dat de productie op houtsubstraat vroeger op gang kwam. In de eerste twee productieweken oogstten we 30 vruchten per vierkante meter, tegen 22 bij steenwol. Bij de zetting waren er geen verschillen. Dus het verschil kan liggen aan een snellere uitgroei.”
Op het oog waren de gewassen niet verschillend. Het gewas bleef op kokos ietsje korter, namelijk dertig centimeter. De doorworteling was in alle gevallen goed.
De conclusie is dat tomaten goed te telen zijn op deze organische substraten.

Paprika

Bij paprika vergeleken de onderzoekers drie alternatieve substraten met steenwol, namelijk houtvezel + kokosgruis, houtvezel + veenmos (beiden van Klasmann-Deilmann) en perliet van Willems Perlite. Er werd geplant op 11 januari en de proef liep door tot eind oktober. De stengeldichtheid was 7,1 per m².
“We bepaalden de watergift met hulp van sensoren. Op steenwol waren grotere en minder frequente beurten nodig dan op de alternatieve substraten. Als je de watergift gelijk houdt, teert perliet het meeste in en de houtvezelsoorten het minst. Daarom pasten we later de watergift aan de behoeften aan. De organische substraten verbruiken minder water dan steenwol, perliet juist iets meer”, vertelt Van Heghe.
Ook bij paprika verschilden de organische substraten qua productie, vroegheid en aantal vruchten niet met steenwol. Perliet gaf een wat hoger vruchtgewicht. In zijn algemeenheid was de kwaliteit gelijk. Op perliet leek er half juli een wat hogere gevoeligheid voor binnenrot, terwijl dat bij de organische substraten in oktober zo leek te zijn. De verschillen waren echter niet groot.
“In zijn algemeenheid doen deze alternatieve substraten dus niet onder voor steenwol, al zijn er wat kleine verschillen”, concludeert de onderzoekster.

Milieuprofiel

Zoals gezegd zijn de milieuaspecten van de verschillende opties niet doorgerekend. Voor een goede vergelijking zou je het hele proces moeten bekijken, van productie en vervoer tot afvoer en verwerking na de teelt.
In zijn algemeenheid kan Van Heghe er wel wat over te zeggen: “Productie, afvoer en verwerking van steenwol kosten veel energie. De matten zijn voor 99 procent te recyclen tot bakstenen. Perliet kan bijna oneindig hergebruikt worden, maar vergt nogal wat energie voor de productie en het vervoer en dat geldt eveneens voor het stomen. Organische substraten kun je eenvoudig composteren of hergebruiken. Daar staat tegenover dat ze milieu-nadelen kunnen hebben. Dat geldt in de eerste plaats voor veen. De geteste organische substraten zijn dan ook volledig veenvrij.”
Momenteel staan er weer nieuwe proeven in de kassen in Meerle. Bij tomaat testen de onderzoekers een mix van schors, compost en kokos van Agaris in teeltbakken, en een substraat van Lensli op basis van rijstkaf, schors, houtvezel en kokos. Bij paprika wordt alleen dit laatste substraat vergeleken met steenwol.

Eerder onderzoek

“Er komen steeds nieuwe alternatieven bij en wij testen die, zodat de telers een beeld van de mogelijkheden krijgen. En telers proberen zelf regelmatig een hoekje uit met een ander substraat”, zegt Van Heghe.
Zo is een serie van steeds nieuwe proeven ontstaan. In 2022 vond een breed onderzoek plaats binnen het Zero Waste project met tomaat, paprika en komkommer. Hierbij vergeleken de onderzoekers steenwol met verschillende substraten op basis van perliet, kokos/jute, houtvezel/kokos, veenmosveen/veen/houtvezel en schors/houtvezel/kokos.
Toen was de conclusie dat op organische substraten goed te telen valt, mits je de watergift afstemt. Ze hebben allemaal wel hun specifieke vegetatieve en generatieve eigenschappen, maar er valt goed mee te werken. De mogelijke substraatkeuze voor telers is dus vrij breed.

Tekst: Tijs Kierkels, beeld: Wilma Slegers en Proefcentrum Hoogstraten