Sinds vier jaar breidt de van oorsprong Aziatische pepertrips zich uit in (groene) potplantenteelten. “Elders zien we ze ook in andere siergewassen, in Spanje tevens in de paprikateelt”, zegt onderzoekster Juliette Pijnakker. “Omdat hij niet afhankelijk is van stuifmeel en wat minder licht verlangt dan Californische trips, is hij ’s winters actiever en moeilijker te bestrijden. Ons advies: consequent roofmijten blijven uitzetten, in fatsoenlijke aantallen.”
Hoewel pepertrips in een breedspectrum van gewassen gedijt, lijkt hij in ons land een voorkeur te hebben voor groene kamerplanten en enkele bloeiende soorten, zoals ficus (moerbeifamilie), anthurium en spathiphyllum (beide uit de familie der aronskelken). Volgens Senior R&D specialist Juliette Pijnakker van Biobest Nederland breidt de nieuwe plaag zich geleidelijk uit en kan hij voor meer potplanten- en snijbloementeelten problematisch worden.
“Terwijl Californische trips het ’s winters rustiger aan doet, blijft pepertrips in deze periode wel actief”, zegt zij. “Dat maakt de bestrijding wat lastiger. Ook in het voorjaar, want dan komt zo’n populatie nog sneller uit de startblokken.”
Gladde bladeren
Pijnakker en haar collega’s hebben de afgelopen twee, drie jaar heel wat natuurlijke vijanden getest, zowel in gaaskooien als in de praktijk. Dat gebeurde deels in samenwerking met kwekerij Green’05 uit Bergschenhoek.
“In de gaaskooien zagen we soms wel verschillen in effectiviteit tussen biologische bestrijders, maar in de praktijk konden ze zich geen van allen goed handhaven op ficus. De dichtheden bleven laag, ook met bijvoeding. Dat hangt deels samen met de gewassen waar de pepertrips nu een issue is. Die hebben vaak gladde bladeren, waarop het voor roofmijten moeilijker is om hun eieren af te zetten. Het lijkt niet zoveel uit te maken welke bekende roofmijten tegen trips je precies inzet, zolang er maar genoeg aanwezig zijn in het gewas. Predatoren zoals rooftripsen, roofwantsen en gaasvliegen vestigden zich niet.”
Effectieve strategie
Op grond van bovengenoemde ervaringen ziet Pijnakker momenteel slechts één effectieve strategie: wekelijks nieuwe roofmijten uitzetten in behoorlijke aantallen. Zelfs dan echter zal het nodig zijn om soms te corrigeren met biopesticiden of chemische middelen.
“Gaasvliegen en roofwantsen vinden telers vaak te duur en zijn minder geschikt, omdat ze zich niet kunnen vestigen, dan blijven de roofmijten over”, verklaart ze. “Qua bestrijdingsresultaten zien we in kassen weinig verschil tussen de roofmijten swirskii, cucumeris en montdorensis. Ons advies is om dan de voordeligste route te volgen, zolang er geen andere plagen in het geding zijn die de keuze kunnen beïnvloeden. Wanneer je iedere week roofmijten met een draagstof introduceert, is het in potplanten wel wenselijk om de hoeveelheid draagstof te beperken, want die geeft residu. Wij adviseren om ook bodemroofmijten te gebruiken tegen tripspoppen.”
Volgens Pijnakker is pepertrips op de bedrijven die deze strategie volgen en op tijd corrigeren geen groot probleem meer. “Uiteraard moet je ook goed blijven monitoren, met kennis van de levenscyclus van pepertrips”, vult zij aan. “Als alternatief voor een correctie met pesticiden kun je ook kiezen voor het aanvullend inzetten van agressievere predatoren dan roofmijten.”
Verdere verspreiding
De algemene verwachting is dat pepertrips zich geleidelijk blijft verspreiden en in meer gewassen een issue zal worden. “Dan denk ik in de eerste plaats aan potplanten en snijbloementeelten, waar het spectrum aan ingezette biologische bestrijders smaller is dan in de vruchtgroenteteelten”, vult Pijnakker aan. “In aubergine en paprika zijn behalve roofmijten ook andere predatoren aanwezig die pepertrips kunnen uitdunnen. Bovendien is de voortplanting van de roofmijten daar minder problematisch. Het zou dus best kunnen dat we ze in ook in de groenteteelt zullen tegenkomen, maar daar is het bedje voor pepertrips minder gespreid dan in veel siergewassen.”
Tekst: Jan van Staalduinen, beeld: Biobest