De omschakeling van SON-T naar LED heeft verschillende gevolgen voor de belichte tomatenteelt. Zo neemt het lichtniveau in de kas toe, maar de luchtvochtigheid ook. LED’s geven immers beduidend minder stralingswarmte af per µmol PAR. In een monitoringproject met vijf bedrijven gingen onderzoekers Jaco den Bakker en Marcel Raaphorst wekelijks in discussie met telers over de vragen die in de huidige praktijk leven.

“Je kunt niet meer vertrouwen op de ervaring uit het verleden” constateren Jaco den Bakker en Marcel Raaphorst van Wageningen University & Research. “De belangrijkste vragen die er liggen zijn hoeveel input van de buiswarmte je nodig hebt onder LED en waar. En hoeveel verdamping eigenlijk nodig is voor een optimale groei.”
De onderzoekers hebben met de deelnemende telers afgesproken dat ze anoniem zullen blijven. Maar het gaat om vijf tomatenbedrijven, vaak met meerdere locaties, die werden vergeleken met de proeven bij Delphy Improvement Centre. Daar stond een proef met tomaten onder LED in twee verschillende afdelingen. Opdrachtgever van het monitoringproject is Kas Als Energiebron.
De monitoring bestond uit het verzamelen van klimaatdata van de bedrijven en het wekelijks en gezamenlijk bespreken van de verschillende uitdagingen op teeltgebied, in het bijzonder het vochtniveau. De proef startte in oktober/begin november 2023 en werd op 1 april 2024 afgerond. De monitoring startte op het moment dat de planten een beetje volgroeid waren. De bedrijven deden mee met een representatieve afdeling en zaten verspreid over heel Nederland.

Warmteoverschot

Jaco den Bakker: “Veel telers met vruchtgroenten schakelen om naar LED-belichting. Onder LED ontstaat een heel ander gewas en andere klimatologische omstandigheden. Telers zitten met heel veel vragen. Daarom is een project gestart om van elkaar te leren hoe ze onder LED zouden moeten gaan telen. Er zijn inmiddels al heel veel proeven met LED gedaan, maar dat is toch anders dan een praktijkkas. In de praktijk wordt vaker gedimd om hoge elektriciteitsprijzen te mijden en bovendien is er nog weinig ervaring met hoogresistente rassen.”
De deelnemers hadden allemaal full LED, van verschillende fabrikanten. In het spectrum zaten slechts kleine verschillen. Wat er in de basis gebruikt wordt is gelijk aan de subsidie-eisen die worden gesteld aan het lichtspectrum: 90% rood, 5% blauw en 5% groen. Het belichtingsniveau bedroeg 250 tot 280 µmol/m².s. Alle telers konden de armaturen dimmen. Het lichtniveau is daardoor hoger dan de telers in de winter gewend waren terwijl het warmteoverschot juist kleiner werd. Er gaat immers minder elektrische energie in de kas, en dat geeft vooral een lagere koptemperatuur in vergelijking met SON-T. LED-armaturen worden wel warm, maar veel minder dan bij SON-T.
Bij SON-T krijg je bij iedere joule die je erin stopt 1,8 µmol, bij LED is dat 3 tot 3,5 µmol, afhankelijk van de leverancier.
“Het punt is: per eenheid PAR komt er veel minder warmte in de kas. Dit verlaagt de RTR (ratio van temperatuur ten opzichte van de straling) én de wateropname per kg productie. En als een hogere temperatuur wordt aangehouden kost dat natuurlijk meer energie, maar wordt het verschil tussen kastemperatuur en buitentemperatuur groter. Als je dan vocht moet afvoeren via schermkieren dreigen kouval en horizontale temperatuurverschillen.”

Verdampingsprobleem

De onderzoekers voerden wekelijks gesprekken met de telers en analyseerden de klimaatdata van hun meetboxen. Het verdampingsprobleem werd daarbij het meest genoemd. Raaphorst: “We weten niet wat de minimumverdamping is, en ook niet wat de verdamping precies geweest is. Die kun je wel bij benadering vaststellen, door te kijken naar de watergift en de drain die je terugkrijgt. Het verschil is de wateropname, grofweg 90 procent daarvan is verdampt. Maar dan blijft nog de vraag: op welk moment van de dag wordt een lage verdamping kritisch? En wanneer is het nadelig dat de jonge bladeren minder nutriënten kunnen opnemen met die lage verdamping boven in het gewas? En welke rol kan luchtbeweging hierin spelen?”
Ook is het de vraag of de watergift over het etmaal goed verdeeld is. Het is gebruikelijk dat de mat ’s nachts inteert, maar bij 17 uur belichting is de nacht zo kort dat tijdens de belichte nacht maar weinig water wordt gegeven. “Geven we dan te weinig water? Ik vraag me af of een plant rond de Kerst met 17 uur belichting per etmaal ervaart of hij nog wel buitenlicht erbij krijgt. Verhoudingsgewijs is dat niet heel veel meer.”

Vochtdeficit

Wat de onderzoekers opviel waren de grote verschillen in de aangehouden luchtvochtigheden. Den Bakker: “In een vochtige teelt is het vochtdeficit gemiddeld over de dag tussen 1,5 en 2 gram, in een relatief droge teelt is dat 3,5 gram waterdamp per m³ lucht. Het vochtdeficit is de meest gebruikte grootheid voor de luchtvochtigheid in de groenteteelt en heeft grote invloed op het energieverbruik. Hoe lager het vochtdeficit dat je wilt of kunt accepteren, hoe lager je warmteverbruik. Vocht bepaalt in een belichte kas met energiescherm het grootste deel van je warmtebehoefte, meer dan de gehanteerde temperatuur. Sommige rassen kunnen makkelijker bij een laag vochtdeficit geteeld worden dan andere en verschillen in type energiescherm hebben gezorgd voor verschillen in energieverbruik tussen de deelnemende telers.”
Raaphorst: “Hoeveel energie je gebruikt heeft ook te maken met de gewasstand. Als die generatief staat zul je er minder warmte instoppen dan met een vegetatieve gewasstand. Je ziet onder LED dat het gewas heel makkelijk vegetatief groeit. Die conclusie mag je wel trekken. Dat heeft met die vochtigheid te maken. Het is minder warm en vochtiger, dan krijg je een vegetatieve groei. De grote vraag die er nog ligt is: hoeveel input van de buiswarmte heb je nodig en waar precies?”
Afgelopen winter was relatief zacht, grijs en vochtig. Dat zou je voor het onderzoek positief kunnen noemen, al waren er ook twee periodes waarin het een beetje gevroren heeft. “Toen ging het wat moeilijker voor de meeste telers. Je hebt dan direct weer een heel ander klimaat in de kas.”

Verschillen in teeltstrategie

Bij Delphy Improvement Centre werd een verdampingsproef gedaan, met een hoog en een middelmatig vochtdeficit (zie Onder Glas mei 2024, pagina 34-35). Al met al ambitieuzer dan wat in de praktijk gebeurt. Raaphorst: “Het allerlaagste vochtdeficit is over de grens gegaan, daar zag je schimmelproblemen ontstaan. Dan zie je dat je achteraf zoveel moet corrigeren, dat moet je zien te voorkomen.”
Maar zat er veel verschil tussen die proef en jullie telers? Den Bakker: “Ja, vooral in het begin van de teelt. In de loop van de teelt zag je bepaalde telers vochtiger gaan telen. Maar als er op een gegeven moment toch Botrytis in zit moet je wel droger gaan telen, anders houd je geen gewas over.”
De onderzoekers zagen ook grote verschillen in de gehanteerde teeltstrategie. “De een is meer gewend met een ochtenddip te werken, de ander werkt met een diepe voornacht. Er zijn telers die hun temperatuur wat vlakker houden door de hele dag heen. Vaak deed men het zo omdat telers dat zo gewend waren uit het verleden. Echte harde conclusies kunnen we daarom nog niet trekken. Het belangrijkste doel van het project was dat de telers van elkaar leren. En dat is geslaagd.”

Tekst en beeld: Mario Bentvelsen