Een groeiend aantal telers lijkt moeite te hebben om rupsen in toom te houden. Het is technisch specialist gewasbescherming Joop de Hoog van Certis niet ontgaan. Hij vermoedt ook waar de schoen wringt. “We weten met z’n allen dat het aantal beschikbare middelen beperkt is, maar we moeten proberen die middelen die we hebben zo goed mogelijk in te zetten om rupsenschade te voorkomen”, zegt hij.
Helaas zijn negatieve ervaringen soms te wijten aan het niet beschikbaar zijn van bepaalde middelen, onjuist gebruik, ongeduld of een combinatie van deze factoren. Vanuit zijn ervaring legt De Hoog uit wat telers kunnen doen om de rupsenvraat te beperken.
Bt-preparaten
Eén van de klachten die hij beluistert, is dat Bt-preparaten niet goed zouden werken. “Bacillus thuringiënsis producten – ook die van onze collega’s – zijn het meest effectief tegen jonge rupsen”, merkt de specialist op. “Afhankelijk van het soort rups en de manier van toepassen kan de voorkeur uitgaan naar product A, B of C, maar bijtijds ingrijpen conform het advies is cruciaal. Start met de behandelingen als je de eerste motten signaleert. Ga niet pas aan de slag als je rupsen ziet”.
Een ander punt van aandacht is het interval. “Dus niet één keer spuiten en na twee weken nog een keer, maar bijvoorbeeld vier keer spuiten met intervallen van één week. Dan is de generatiecyclus doorbroken, worden jonge gewasdelen met middel bedekt en zal je steeds minder motten, ei-afzettingen, jonge en oude rupsen tegenkomen.
Jonge en oudere rupsen
Alle middelen, dus Bt’s maar ook chemische middelen, moeten actief door vraat worden opgenomen. Daarna kunnen ze hun werk doen in de rups. Er zijn verschillende werkingsmechanismes te onderscheiden. Bt’s hebben een werking in het maag-darm kanaal, andere middelen werken op de spieren, andere verstoren weer de vervelling, enzovoorts. De manier waarop middelen werken heeft invloed op de snelheid van werking en de schade die eventueel nog ontstaat. Grote, wat oudere rupsen zijn doorgaans minder gevoelig, omdat ze in verhouding tot hun lichaamsgewicht steeds minder eten naarmate ze ouder worden.
Voorbereiding
Het basisadvies is goed scouten in het gewas en vanglampen en/of feromoonvallen inzetten. Zo weet je of en welke vlinders of motten er in je kas zijn en kun je berekenen wat het beste startmoment is voor de bestrijding. Ontwikkelingen gaan door. Voor de tomatenmineermot is inmiddels een verwarringstechniek mogelijk. De Hoog: “Dergelijke technieken zijn in de fruitteelt totaal ingeburgerd en ontwikkeld voor meerdere rupsen. Ook zijn er in de fruitteelt middelen op basis van virussen beschikbaar. Hopelijk komen voor de glastuinbouw in de toekomst ook meer van dit soort methoden en technieken beschikbaar”.
Gewasbedekking
Spuittechniek blijft een aandachtspunt, vindt de technisch specialist. Gebruik voldoende water om het gewas te bedekken, maar voorkom afdruipen. Zoals eerder opgemerkt moeten de middelen tegen rupsen opgenomen worden door middel van vraat en daarom is een goede gewasbedekking essentieel.
Hier kan een probleem ontstaan als het gewas snel ontwikkelt en maar om de zeven dagen wordt behandeld. Een rups kan na vier dagen al uit het ei komen en gaat direct naar de jonge delen van de plant die nog niet zijn behandeld (afbeelding). In situaties met hoge plaagdruk moet er wellicht een kortere interval zijn en producten afwisselend worden gebruik.
Keuze middelen
Middelen die vroeger wellicht vertrouwd waren zijn er in sommige gevallen niet meer, maar dat maakt de teler nog niet machteloos. Er zijn de laatste jaren ook nieuwe chemische middelen op de markt gekomen die echt heel goed werken, mits ze op de juiste manier en op het juiste stadium van de rups worden ingezet. “Wees ook niet verrast wanneer rupsen zich niet direct gewonnen geven als de strijd eenmaal losbarst. Geduld wordt beloond. Als je goed bij de les blijft en zorgvuldig werkt, zijn rupsen wellicht moeilijk, maar nog steeds te bestrijden.”
Tekst: Jan van Staalduinen