Chrysantenteler David van Tuijl uit Brakel had in 2016 nog de beschikking over Trigard, een geïntegreerd correctiemiddel dat de mineervlieg bestrijdt. Toen dit in 2017 werd verboden voor de grondgebonden teelten zag hij als voorzitter van de landelijke commissie Chrysant voor het eigen bedrijf én de sector een probleem. Op zijn bedrijf loopt daarom een pilot van LTO Glaskracht Nederland om knelpunten binnen de geïntegreerde teelt aan te pakken.

Mineervliegen vormen een probleem op het bedrijf Darolin 1 van David en zijn broer Rochus van Tuijl. “We hebben er relatief veel last van. Waar andere telers af en toe Trigard nodig hadden, waren hier jaar in jaar uit liters nodig om de mineervlieg te bestrijden”, omschrijft de teler zowel de omvang van het probleem als de reden waarom de pilot bij hem wordt gehouden.
Integrated Pest Management (IPM) bestaat uit een complex van maatregelen om ziekten en plagen in een gewas te beheersen en op die manier nagenoeg zonder emissie en residu op het product te kunnen telen. Ook in de teelt van chrysant worden steeds meer duurzame maatregelen ingezet. In de praktijk lopen telers tegen problemen aan. In samenwerking met het Ministerie van LNV, Nefyto, Artemis, Agrodis, het Ctgb en de NVWA, zoekt LTO Glaskracht binnen het Programma Systeemaanpak Duurzame Gewasbescherming naar oplossingen. Vorig jaar zijn er in de glastuinbouw twee pilots gestart, bij chrysant en paprika. De chrysantenpilot loopt bij Darolin 1. “De beschikbaarheid van voldoende goed integreerbare correctiemogelijkheden is voor ons cruciaal”, benadrukt Van Tuijl.

Mineervlieg

“De vrouwtjes van de mineervlieg prikken bladeren aan om zich te voeden met plantensappen. Deze voedingsstippen zijn invalspoorten voor ziekten. In tien procent van de gevallen leggen ze een eitje in het blad. De larven maken gangen (mijnen) in het blad. De schade die hierdoor ontstaat, is niet acceptabel”, omschrijft Karen Smit, van LTO Glaskracht en tevens trekker van de twee glastuinbouwpilots.
Van Tuijl heeft een monitoringsysteem met vangplaten en gewaswaarnemingen. Op basis daarvan neemt hij besluiten. Door het wegvallen van Trigard zijn alleen nog breedwerkende middelen beschikbaar. Deze wil hij niet inzetten. De biologische bestrijders van andere plagen, waaronder Amblyseius montdorensis tegen trips, worden daarmee ook afgedood. De teler zet de sluipwesp Diglyphus isaea in. “Die parasiteert specifiek mineervlieglarven. De vrouwelijke sluipwesp doodt de larve in de mijn en legt er een ei bij. De sluipwesp ontwikkelt zich in die mijn tot volwassen sluipwesp met de gedode larve als voedsel. De volwassen vrouwtjes voeden zich ook met larven van de mineervlieg”, vertelt Smit.

Biologisch evenwicht

In 2016 werd de aantasting in de hand gehouden door het correctiemiddel. In 2016 was er op de vangplaten een piek van mineervliegen te zien tussen week 37 en week 40. “In 2017 zie je dat er een biologisch evenwicht ontstaat door de inzet van Diglyphus. Als er dan sprake is van een piek dan is deze minder hoog en weer snel onder controle”, concludeert Smit.
Van Tuijl begon in april met het inzetten van Diglyphus. “Zodra we de eerste mineervliegen zien, verdubbelen we de inzet tot vier kokers van ieder 250 stuks per hectare. Ik heb ingezet totdat de sluipwesp aangeslagen was. Daarna ben ik gestopt.” Dit biologische evenwicht kan in de loop van het seizoen verstoord raken. Bijvoorbeeld door het invliegen van mineervliegen door de luchtramen. In dat geval is het goed om een integreerbaar correctiemiddel achter de hand te hebben.

Integreerbare middelen

“LTO Glaskracht wil naar een systeemaanpak voor de glastuinbouw. We willen toe naar modernisering en innovatie in het toelatingsbeleid, zodat we in Nederland de meest duurzame glasgroenten, bloemen en planten kunnen telen. In de pilots tasten we samen af waar de grenzen in verduurzamen en integratie liggen. In dit geval willen we een of meer correctiemiddelen op de plank hebben liggen voor het geval dat de mineervlieg de overhand krijgt. Hierdoor durft de teler extra risico te nemen in de biologische aanpak. We moeten toe naar een andere manier van het beoordelen van middelen die past in een geïntegreerd systeem”, legt Helma Verberkt van de belangenorganisatie uit.
Guido Halbersma technisch specialist tuinbouw bij Van Iperen en lid van de projectgroep geeft de noodzaak nog eens extra aan. “Bij een breedwerkend middel als Vertimec dood je niet alleen de plaag, maar bovendien ook de natuurlijke vijanden van spint en trips. Je hebt dan een veelvoud aan middel nodig om ook deze plagen te bestrijden.”

Buitenvangplaten

Het achter de hand hebben van specifiek werkende, integreerbare middelen geeft meer zekerheid. “Je durft langer te wachten met ingrijpen. Bij ons was de mineervlieg aantasting in week 24 hoog ten opzichte van het aantal bestrijders. Er ontstond een discussie. We hebben een week gewacht met bestrijden. De mineervlieg nam af en de Diglyphus nam toe. Deze keer is het goed uitgepakt, maar het was op het randje”, vertelt Van Tuijl.
In 2018 loopt het project verder door en verfijnt de teler zijn aanpak. Hij wil dit jaar zijn inzet van Diglyphus verdubbelen naar 2.000 stuks per ha. “Als je vroeg in het voorjaar meer inzet, heb je er het hele jaar plezier van.” Ook wil hij buitenvangplaten ophangen, zodat hij al eerder ziet wanneer er mineervliegen aankomen en daardoor eerder kan ingrijpen. Van Tuijl gebruikt sinds 1,5 jaar de groepsapp in het gebied. “Daarop kan iedereen melden hoe het staat met plagen en de bestrijding. Bijvoorbeeld: let op ik heb mineervlieg en de bestrijding loopt niet zoals ik wil. Daar kun je je eigen bestrijding op aanpassen.”

Correctiemiddelen

Verberkt: “Verder denken we na over een goede manier van gereguleerde toelating van specifieke correctiemiddelen en de mogelijkheden voor de teler om deze te mogen gebruiken in een geïntegreerd systeem. Je zou een systeem op kunnen zetten waarbij telers die aantoonbaar IPM toepassen via een recept een alternatief middel achter de hand hebben. In het geval van mineervlieg in chrysant zou een onafhankelijk deskundige een recept uit kunnen schrijven voor een van de correctiemiddelen.”
Van Tuijl is bang voor vertraging als er eerst een deskundige moet worden gevonden. Het zou in ieder geval een adviseur moeten zijn met feeling met de praktijk. Hij ziet een andere oplossing: “Je certificeert je als teler en dan mag je een van de correctiemiddelen van een vooraf opgestelde lijst gebruiken. Achteraf wordt bepaald of dit de beste beslissing was.”

Medicijnkastje

Waar ze het alle vier over eens zijn, is dat het huidige systeem van toelating van middelen tekort schiet. Er moet een ‘medicijnkastje’ met verschillende specifieke middelen komen om in te kunnen grijpen wanneer dit nodig is. “Daarvoor moeten we samen met de biologische en chemische industrie optrekken. Na het tweede pilotjaar weten we waar we met chrysant naartoe willen en hebben we een voorbeeld voor de andere gewassen”, sluit Verberkt af. In het totaal zijn er zeven pilots, die ieder op verschillende manieren milieubewust bezig zijn met IPM.

Samenvatting

Op chrysantenbedrijf Darolin 1 in Brakel ligt de mineervliegdruk hoog. Daar loopt de pilot van een systeemaanpak Duurzame Gewasbescherming. De teler krijgt begeleiding van een stuurgroep van deskundigen en stakeholders uit de wereld van de biologische bestrijders en gewasbeschermingsmiddelen. Na het eerste pilotjaar kijkt de teler terug op een geslaagde aanpak. Bottleneck is de beschikbaarheid van selectieve middelen en de manier waarop deze middelen toegepast mogen worden.

Tekst en beeld: Marleen Arkesteijn.





Gerelateerd