Het onderzoek naar meer biodiversiteit rond de kas wordt dit najaar uitgebreid naar vier regio’s verspreid door Nederland, met in totaal twintig deelnemende glastuinbouwbedrijven. Dit PPS-project is een vervolg op een pilot met biodiversiteitsstroken bij vier bedrijven, met als doel de plaagdruk te beperken en meer natuurlijke vijanden aan te trekken. “Het onderwerp leeft bij telers, zij willen graag weten hoe je de biologie rondom de kas in balans brengt”, aldus Eveline Stilma van adviesbureau InnoPlant.
Behoud van biodiversiteit is van groot belang voor de land- en tuinbouw voor het bestuiven van gewassen en de beheersing van plagen. In hoeverre de directe omgeving van kassen van invloed is op plaagbestrijding in kassen, is echter nauwelijks bekend. In de pilot bij vier telers in het Oostland en één in de Bommelerwaard is afgelopen drie jaar veel geleerd over het nut van biodiversiteit rond kassen. Tijdens de studie zijn specifieke bloemstroken, bomen en struiken aangelegd en is er vervolgens gemonitord op de aanwezigheid van insecten.
De aangelegde stroken bleken bijzonder nuttig voor het vroeg aantrekken en faciliteren van predatoren met specifieke bladluissoorten die niet schadelijk zijn voor kasteelten. Toch is er ook veel nog niet bekend en daarom krijgt dit project een vervolg van vier jaar in meerdere glastuinbouwregio’s in Westland, Oostland, Bommelerwaard, Flevoland en Noord-Nederland. Bij twintig telers wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan in speciaal aan te leggen biodiversiteitsstroken. Naar verwachting worden deze komend najaar aangelegd.
Grote interesse
Dat de interesse groot is blijkt uit de vele aanmeldingen voor het project, waar uiteindelijk twintig telers zijn geselecteerd. Ook een bijeenkomst van Greenport Noord over biodiversiteit rondom de kas werd recent erg goed bezocht. Hier vertelde paprikateler Jaap Vink aan een gehoor van veertig bezoekers wat zijn ervaringen zijn met biodiversiteit rond zijn bedrijf in het Friese Bitgum. De teler heeft rond zijn bedrijf ruim een hectare wilde bloemen aangelegd en heeft de afgelopen jaren volop geëxperimenteerd met de bloemenranden.
Balans rond de kas
“Tijdens het eerste onderzoeksproject in het Oostland lag de nadruk op de vraag of biodiverse randen natuurlijke vijanden en plagen aantrekken en wat de balans voor effect heeft op de uiteindelijke plaagdruk. De resultaten waren positief. De randen trokken veelal natuurlijke vijanden aan en de telers hebben geen verhoogde plaagdruk ervaren. Zelfs de Turkse mot werd geparasiteerd in de randen. Het nieuwe onderzoek gaat nog dieper in op individuele plantensoorten en hun relatie met insecten, zodat het mengsel nog beter afgestemd kan worden op kasteelten”, vertelt Eveline Stilma. Zij is betrokken bij de pilot voor biodiversiteit rondom de kas als specialist biodiversiteit bij Greenport West-Holland.
Betere balans bij meer natuurlijke vijanden
“In het vervolgproject testen we verschillende plantensoorten, onder meer op het aantrekken van trips en de roofwants Orius, die zijn natuurlijke vijand is. Als je meer natuurlijke vijanden als Orius wilt, heb je naast nectar en stuifmeel ook zijn prooien nodig”, legt ze uit. De prooien zijn echter plantensoort specifiek en vormen daarmee geen risico voor kasplagen, maar lijken er wel erg op. Zo bleek uit het eerste onderzoek dat er vijftien soorten trips gemeten werden. Op het oog zijn deze soorten niet van elkaar te onderscheiden. Het wordt uitvinden of en hoe je de balans daartussen kunt sturen, zodat het voor de glastuinbouw goed uitpakt.
In het algemeen kun je wel zeggen dat hoe meer inheemse bloemen in het mengsel aanwezig zijn, hoe meer natuurlijke vijanden zich aangetrokken voelen tot de nectar en stuifmeel in de bloemen in de rand. Hoe meer natuurlijke vijanden er zijn, hoe beter de balans wordt.
Beheer en onderhoud
Een ander accent is de combinatie van het effect van de stroken voor de biodiversiteit in de omgeving. Stilma: “Gemeenten en provincies werken bijvoorbeeld aan de zogeheten groenblauwe dooradering, een infrastructuur die natuurwaarden door het landschap heen moet weven. We kijken hoe de stroken op hun omgeving kunnen aansluiten.”
In de praktijk is het beheer van de stroken een belangrijk aandachtspunt. “We hebben geleerd dat de tuinbouw andere kruidenmengsels nodig heeft dan de akkerbouw, waar al veel meer ervaring is met akkerranden. In de akkerbouw worden vooral eenjarige pioniersoorten (de bekendste zijn klaproos en korenbloem) toegepast die op omgeploegde grond gezaaid worden.
Telers willen graag een meerjarige biodiverse rand. Rond de kassen is de bodem vaak stikstofrijk van oorsprong. Meerjarige soorten stellen andere eisen aan de manier van zaaien en onderhoud dan pioniersoorten. Zo is het beter om deze mengsels in het najaar te zaaien en de grond niet te veel te bewerken voor het inzaaien. Het mengsel moet afgestemd worden op de stikstofrijkheid van de bodem. Het beste is het om de grond, als er gras op staat, af te plaggen en de bovengrond licht los te maken. Kennis delen over aanleg en beheer van verschillende soorten randen helpt om de randen nog beter toepasbaar te maken voor telers.
Projectpartners
Het vervolgproject ‘Natuurlijke plaagbestrijding met biodiversiteit in en om de kas’ is een PPS-project dat wordt gefinancierd door LNV, Stichting KijK, het Hagelunie-innovatiefonds, de provincie Zuid-Holland (via de Greenport West-Holland), gemeente Westland, Stichting STUBO en het Hoogheemraadschap Delfland. Verder is er een bijdrage in natura van Biobest, ECW Energy en de Federatie Vruchtgroentenorganisaties. Het project wordt gecoördineerd door Glastuinbouw Nederland en uitgevoerd door Wageningen University & Research en de Universiteit Leiden.
Tekst: Koen van Wijk