Het onderzoek naar een virussensor voor de tuinbouw is volop gaande. Voordat het prototype het lab kan verlaten, moet de virussensor nog technisch worden verbeterd op gevoeligheid, onderscheidend vermogen en regenereerbaarheid. “Als aan die drie voorwaarden wordt voldaan kan hopelijk nog dit jaar een eerste praktijkproef plaatsvinden”, zegt Adriaan Vermunt, onderzoeker bij de Stichting Control in Food & Flowers.
Het PPS-project dat in het leven is geroepen om een virussensor voor de tuinbouw te ontwikkelen biedt in potentie mogelijkheden om virusdeeltjes in drain- of spoelwater realtime op te sporen. En als het ‘levend’ blijkt te zijn een alarmbel af te doen gaan, zodat de teler tijdig maatregelen kan treffen. Zover is het echter nog niet, al zit er wel schot in de zaak.
In een eerder project is een sensor ontwikkeld die op het lab virus herkent en ook onderscheid maakt tussen infectieus (‘levend’) en niet-infectieus (‘dood’) virus. Vermunt: “Dan praten we over komkommerbontvirus (CGMMV) en plantago asiatica mozaïekvirus (PlAMV), dat bij lelies schade veroorzaakt. Beide virussen worden overgedragen via water. Bij komkommer praten we natuurlijk over drainwater, dat in de praktijk wordt gerecirculeerd. De leliebollen worden gespoeld en gedompeld in water, dat ook wordt hergebruikt. Daar zit bij de bollen een risico op virusverspreiding in.”
Antilichamen
De sensor die tot nu toe is ontwikkeld bevat bepaalde antilichamen die specifiek zijn voor het virus dat ermee wordt gedetecteerd, zoals een sleutel op een slot past. Vermunt: “Die antilichamen hebben we beide in huis. Als de sensor voor CGMMV en PlAMV werkt kunnen we die ook uit gaan breiden naar andere virussen. Dan zouden we ook het ToBRFV-virus kunnen detecteren bijvoorbeeld. Maar het project spitst zich vooralsnog toe op de twee eerdergenoemde virussen.”
Alternatief voor de sensor is de ci-qPCR-test, dat RNA van het virus detecteert en ook onderscheid kan maken tussen infectieus en niet-infectieus virus. “We gaan deze methode ook vergelijken met de sensor, en met de huidige methoden, zoals de biotoetsen en ELISA-methode. Voorlopig kunnen we die alleen in het lab inzetten, maar de methode kan op een gegeven moment ook omgezet worden in een handige test, die door telers in de kas gebruikt kan worden. Maar dan moet je wel wat handelingen uitvoeren en ben je een paar uur verder. Het kan ook zijn dat de ci-qPCR-test door labs als het onze ingezet gaat worden om te kijken of virus wel of niet infectieus is. Dat zou een spin-off van het project kunnen zijn.”
Regeneratiestap
De ontwikkeling van de virussensor is op dit moment het verst. Die sensor zou dus voor een tuinbouwbedrijf een extra alarmfunctie kunnen toevoegen, maar dan moet die wel heel gevoelig zijn in het detecteren van virusdeeltjes.
“In het lab hebben we dat in het vorige project gehaald, maar in de praktijk moet dat ook het geval zijn. Daarnaast moeten we de sensor kunnen regenereren, dus als het virus ingevangen is door antilichamen en je wilt die nog een keer gebruiken, moet het virus eerst verwijderd worden, zodat de sensor nog steeds goed werkt. Als je dat te agressief doet werken die antilichamen niet goed meer.”
Aan de gevoeligheid van de meter en de regeneratiestap wordt op dit moment nog hard bij Sendot en Plant Insights gewerkt. Voordeel van deze techniek is dat als er een nieuw virus bij zou komen je vrij snel nieuwe antilichamen voor de virussensor kunt ontwikkelen, daar zijn andere bedrijven in gespecialiseerd.
Praktijktest
De insteek van de onderzoekers is om dit jaar tot een eerste praktijktest te komen. De beslissing tot productie en levering van de sensoren zal dan nog wel door de leveranciers genomen moeten worden. “Maar als we het virus in lage concentraties aan kunnen tonen, onderscheid kunnen maken tussen infectieus en niet-infectieus virus, de virussensor zich goed verhoudt tot de huidige biotoetsen en ELISA-methode en we de sensor kunnen regenereren, staan in principe alle stoplichten op groen om het product commercieel in te zetten.”
Niet alleen telers maar ook plantenkwekers en veredelingsbedrijven krijgen dan een extra tool in handen om realtime drainwater op infectieus virus te kunnen monitoren. “Bij detectie zou je dan kunnen ingrijpen met een hogere dosis UV-licht of een hogere ontsmettingstemperatuur. Vooral bij plantenkwekers geldt: ga je het drainwater bij een besmetting wel of niet lozen.”
Partners in het project zijn KWR Water Research Institute, Stichting Kennis in je Kas (Glastuinbouw Waterproof), Glastuinbouw Nederland, Normec, Sendot, Plantum, Stichting Control in Food & Flowers en Stichting Plant Insights. Dit project is mede gefinancierd met PPS-financiering uit de Toeslag voor Topconsortia voor Kennis en Innovatie van het ministerie van Economische Zaken.
Tekst: Mario Bentvelsen