Bac Orchids heeft alle chemische middelen de deur uitgedaan en zet alleen nog biologie in de teelt van grootbloemige snijcymbidiums in. Dat bevalt uitstekend, zegt teler Dico Bac, we zouden niet anders meer willen. Maar het gaat niet vanzelf, benadrukt hij, het is een weg van vallen en opstaan. “De passie is er, maar het moet economisch wel kunnen.”
Dico en Gert Jan Bac telen een breed assortiment aan grootbloemige snijcymbidiums op drie locaties van in totaal 5 ha in Moerkapelle. Zo’n acht jaar geleden kreeg de kwekerij steeds meer last van schildluis, een plaag die moeilijk met chemie is te bestrijden, vertelt Dico Bac. “We moesten steeds vaker spuiten om de luis eronder te krijgen en de bestrijding ervan lukte steeds minder goed. We hadden al wat ervaring met spintbestrijding met biologie. De vraag rees of we ook de luisbestrijding met natuurlijke vijanden konden aanpakken.”
Samenwerken
De telers zochten daarin de samenwerking met een paar collega’s en een bioloog. We bekeken wat er al bekend was over biologie bij luisbestrijding en wat niet, zegt Bac. “Samen kom je verder, je hebt dezelfde passie en kunt van elkaar leren. Bovendien is samenwerken kostenefficiënt.”
Het duurde nog wel een jaar of vier voordat de meest geschikte natuurlijke bestrijders voor de plaag werden gevonden. “We hebben een tiental verschillende beestjes uitgeprobeerd. Uiteindelijk hebben we drie plaagbestrijders gevonden, een roofkever en sluipwespen, die de schildluis onder controle kunnen houden.”
Op zoek naar juiste balans
Het gaat om de balans tussen plaaginsect en plaagbestrijder, aldus Bac. Je moet proberen een evenwicht te creëren dat de biologie zich met de plaag mee ontwikkelt, zodat je geen nieuwe plaagbestrijders meer hoeft in te zetten, legt hij uit. “Daarbij mag de plaag best een keer wat meer uitlopen, dan is het succes van de plaagbestrijders ook beter. Op het moment dat je door de eerste generatie plaagbestrijders heen bent, krijg je een eigen generatie in de kas, die gewend is aan jouw planten, klimaat en ‘voer’. Als je steeds nieuwe beestjes moet inzetten, is de kans op succes veel kleiner.”
Niet meer spuiten in kas
De zoektocht naar de juiste balans tussen plaag en biologische bestrijders is een proces van vallen en opstaan geweest, zegt Bac. De teler heeft meerdere malen op het punt gestaan om ermee te stoppen. “De eerste jaren combineerden we biologie nog met correctiemiddelen. Er wordt gezegd dat dit mogelijk is, maar onze ervaring was dat dat toch het evenwicht in de kas verstoort. We hebben op een gegeven moment besloten definitief niet meer te spuiten. Ook hebben we er bewust voor gekozen de planten niet meer te forceren en met de seizoenen mee te telen, zodat de plant weerbaarder blijft. Dat helpt ook mee om een stabiele situatie in de kas te creëren.”
Nieuwe plagen
Een eyeopener voor Bac was dat er door het stoppen van chemische gewasbescherming nieuwe plagen in de kas opdoken, zoals de platte dopluis, fruitspint en zebra trips. Daar hebben we weer biologische oplossingen voor gevonden, zegt hij. De Spaanse aardslak is een plaag die al dertig jaar bekend is in de cymbidiumteelt. “Door het wegvallen van toegelaten chemische middelen is dit een onhoudbare plaag geworden. Met een slakkenval hebben we die nu ook kunnen tackelen.”
Bananenboorder
Een grotere uitdaging is de bananenboorder (Opogona sacchari), zegt hij. “Snijcymbidiums zijn blijkbaar een goede waardplant voor de mot. De plaag bouwt zich op in het meerjarige gewas. Het beestje is de eerste jaren onder de radar gebleven, maar op een gegeven moment zagen we toch schade. We zetten nu bodemroofmijt en een sluipwesp in en we gieten aaltjes die de rups van de mot van binnenuit opeet.”
Met alle maatregelen gaat het de goede kant op in de bestrijding van de bananenboorder, maar we weten niet precies hoe we het moeten doen, aldus de teler. “We schieten nu nog met een kanon, maar hopen in de nabije toekomst gerichter te kunnen schieten. Er is ruimte om te experimenteren, maar dat kost altijd geld.”
Traject van lange adem
Voorwaarde is wel dat de biologie geen negatieve effecten op de bloemkwaliteit heeft. Een iets mindere productie is geen probleem, zegt Bac, hoewel je de economie niet uit het oog mag verliezen. “We moeten naar een manier toe om duurzamer te produceren. Als je daar niet in mee gaat, beland je op een doodlopende weg, dan kun je geen tuinder meer blijven”, is zijn stellige overtuiging.
“Ik weet zeker dat meer telers deze route gaan volgen. Het moeilijke is wel dat het maatwerk is: je kunt onze biologische oplossingen niet kopiëren naar gerbera of chrysant. Het is voor elke teelt een traject van een lange adem. Maar je weet dat er geen andere oplossing is.”
Biodiversiteit om de kas
De kwekerij is een van de twintig glastuinbouwbedrijven verspreid door Nederland die de komende twee jaar gaat meedoen aan het project ‘Natuurlijke plaagbestrijding met biodiversiteit in en om de kas’. Deze pilot wordt gecoördineerd door Glastuinbouw Nederland en uitgevoerd door Wageningen University & Research en Universiteit Leiden. In het project worden stroken biodiversiteit naast de kassen aangelegd. Deze stroken bestaan uit planten die nuttig kunnen zijn voor natuurlijke vijanden van kasplagen. Gedurende twee jaar wordt de ontwikkeling en diversiteit van insectenpopulaties in de stroken gemonitord, evenals de invloed op plagen en natuurlijke vijanden in de kassen.
Standing army voor groter gebied?
Toen we het project voorbij zagen komen, wilden we graag meedoen, zegt Bac. “We zijn erg benieuwd wat de resultaten van de stroken zullen zijn. In het voorjaar zijn de bananenboorder en luis de bottleneck. Alle beschikbare luisbestrijders, zoals de galmug en zweefvlieg, zijn dan nog niet voldoende aanwezig om een plaag in de kas te bestrijden. We hopen dat bijvoorbeeld een hazelaar vroeger in het voorjaar zweef- of gaasvliegen aantrekt en dat die dan overstappen op de luis in de kas.”
Een andere vraag is hoe ver plaagbestrijders kunnen vliegen. “Wij hebben drie locaties die 400 meter van elkaar liggen. Maakt de biologie ook de overstap naar de andere kassen?” In dat geval zou je ergens in het gebied een bepaald aantal vierkante meters met een x-aantal gewassen kunnen aanleggen, waarin zich een standing army voor een grotere regio kan ontwikkelen, besluit hij. “We zitten nu in de fase van kennisopbouw. Ik ben heel benieuw hoe het project uiteindelijk gaat uitpakken.”
Tekst: Annemarie Gerbrandy