Volgens Martijn Roos van potplantenkwekerij Green’05 is pepertrips nu onder controle. Sinds 2019 werkte hij met een leverancier hard aan het ontwikkelen van een effectieve IPM-strategie, die zich in de praktijk inmiddels heeft bewezen. “De crux is het tijdig en gelijktijdig aanpakken van de pop, larve en volwassen pepertrips. Je moet echt wel durven blijven uitzetten en geen middelen spuiten. Dat werkt het beste.”
Roos is als gewasbeschermingsspecialist van tropische-plantenkwekerij Green’05 in Lansingerland (40 ha) verantwoordelijk voor de bestrijding van plaaginsecten. Op de hoofdlocatie in Bleiswijk, waar de stekken voor eigen gebruik worden opgekweekt, wordt al sinds 2005 gewerkt met insectengaas, op de andere zes locaties niet.
Het assortiment bestaat onder andere uit phalaenopsis, ficus, dracaena, yucca, fatsia en schefflera en in het voorjaar een ronde perkgoed. Afnemers zijn grote partijen als Lidl, Aldi en Ikea, die hoge eisen stellen aan de prijs en het residu van werkzame stoffen dat op de plant mag zitten. “In de meeste contracten staat maximaal zes werkzame stoffen. Dat vind ik niet veel. Je staat voortdurend onder controle, dus rommelen is er niet bij”, aldus Roos.
IPM-strategie
Sinds 2019 werkt Roos met senior onderzoekster Juliette Pijnakker van Biobest aan een effectieve IPM-strategie tegen pepertrips, die nu, vijf jaar later, is uitontwikkeld. “We weten dat we de weg van chemievrij in moeten. Wij werken daar samen aan en het kost jaren voordat je kunt zien of iets wel of niet werkt. Voor sommige plagen hebben we nog geen duidelijke strategie. En het is ieder jaar weer afwachten welke plagen er naar binnen komen.”
De sierteelt komt er bij de meeste leveranciers bekaaid van af, vindt Roos. “Alles wordt eerst ontwikkeld voor de vruchtgroenten, want dat is de grootste markt. In de sierteelt moeten wij werken met de bestaande biologische bestrijders, af en toe komt er wat nieuws bij. Dan is het nog maar de vraag of het effectief is in jouw gewas. Sommige roofmijten bijvoorbeeld willen zich niet ontwikkelen op bepaalde planten. Daarom hebben wij er in ficus voor gekozen om hoge aantallen roofmijten herhaaldelijk in te zetten.”
Nog meer biologie uitzetten
Het afgelopen teeltseizoen was pepertrips opnieuw de grootste uitdaging, maar die is nu onder controle. “Echinotrips steekt nu steeds meer de kop op. Deze soort is lastig te bestrijden en als die niet onder controle is kun je de andere plagen ook niet biologisch aanpakken. Tegen trips gebruiken wij twee effectieve correctiemiddelen. Deze zijn echter niet toe te passen met natuurlijke vijanden. Je moet eerst de basis tegen trips op orde hebben voordat je een wolluis, bladluis, wittevlieg of spint biologisch kan bestrijden. Dat is de uitdaging.”
De huidige IPM-strategie tegen pepertrips is niet veel veranderd ten opzichte van drie jaar geleden, met een verschil: nog meer biologie uitzetten. “Heel veel collega’s hebben het alleen maar over roofmijten tegen jonge tripslarven. Maar je kan beter zowel de poppen, larven als de volwassen tripsen tijdig en tegelijk aanpakken, wil je de strijd gaan winnen. Wij hebben een introductieschema ontwikkeld met adequate doseringen die voor ons werkzaam zijn. Het lukt ons nu de plaag onder controle te krijgen en de bekende tripsexplosie van rond week 20 te voorkomen.”
Driezijdige aanpak
Roos begon dit jaar in week 13 met wekelijkse introducties van de roofmijtsoort Hypoaspis miles tegen tripspoppen, gevolgd door hoge aantallen bladroofmijten tegen tripslarven. Er werden tweemaal per week Neoseiulus cucumeris of Amblyseius swirskii losgelaten, afhankelijk van de periode van het jaar. Tegen volwassen trips zet hij gaasvlieglarven van Chrysoperla carnea uit.
“Met onze strategie pakken wij de trips driezijdig aan. Introducties van alleen bladroofmijten zijn niet afdoende om de plaag de kop in te drukken. Het voordeel van Chrysoperla is zijn generalistische karakter: hij pakt niet alleen trips, maar ook luis en wolluis, die ook bij ons kunnen voorkomen.”
Anders blijft het dweilen met de kraan open? “Ja, je moet echt wel durven blijven uitzetten en geen middelen spuiten. Dat werkt het beste. Iedereen zegt wel: doe maar NeemAzal of een ander middel erbij, maar ik heb het gezien in al die jaren: helemaal niks is het beste. Wat dit seizoen betreft: je zag de tripsen oplopen naar week 20 en in week 27 was de plaag gewoon onder controle. Dit najaar ga ik gewoon verder met uitzetten om zeker te weten dat pepertrips wegblijft. Als ik weer een trips zie moet ik meteen het hele circus weer voor vier weken aanzetten. Wij zien iedere keer hetzelfde patroon: we beginnen de teelt redelijk schoon en dan explodeert trips toch na enkele weken. Wat wij ook hebben geleerd: in de zomer zonder natuurlijke vijanden starten kan bijna niet.”
Chemievrij telen
Hoe zie je de toekomst? “Tot 2030 hebben we nog correctiemiddelen, daarna wordt het pakket zeer beperkt en moet je de zaken biologisch op orde hebben. Daarom zijn we nu zo druk bezig om onze bestrijdingsstrategieën te verfijnen. Met biopesticiden en -stimulanten zijn we jaren bezig geweest, met wisselende resultaten, vanwege de grote diversiteit aan sierteeltvariëteiten. We hebben eigenlijk te weinig tijd om de transitie naar een chemievrije teelt volledig rond te maken. Het duurt gewoon te lang voordat er geschikte producten op de markt komen.”
Biologische bestrijders mogen niet op de plant zitten
Voor Roos is het automatiseren van de introducties van alle natuurlijke vijanden de volgende stap, nu gebeurt dat vooral met roofmijten. Met de hoge doseringen aan roofmijten die hij gebruikt, belandt echter meer draagstof op de planten. “Dat wil de retail weer niet. Je mag van Ikea geen planten opsturen die onder de draagstof zitten. Daarom heeft Biobest voor ons een product ontwikkeld met veel roofmijten, maar minder draagstof.”
Tot slot: “Biologische bestrijding wordt door de handel sterk gestimuleerd. Wij mogen van grote retailers ook steeds minder middelen toepassen, terwijl deze gewoon in Nederland toegelaten zijn. Het paradoxale is: zij willen dat wij biologische bestrijders gebruiken, maar willen die niet terugzien op de plant. Dat maakt de hele transitie ook zo ingewikkeld. Maar langzamerhand komen we er wel.”
Tekst: Mario Bentvelsen, beeld: Wilma Slegers