Vergroenen, ofwel stappen nemen om volledig duurzaam te telen, liefst al in 2030, is een doelstelling die veel teeltbedrijven al hebben uitgesproken. Glastuinbouw Nederland ondersteunt het initiatief van een groep bedrijven die samen optrekt om de transitie naar 100% chemievrij aan te jagen.

Er zijn meerdere pilots in de sierteelt en in de groenteteelt gestart. Astrid van der Helm van Glastuinbouw Nederland begeleidt één van die pilots in de sierteelt; potorchidee. Er nemen zes bedrijven deel aan het traject ‘100% Groen Geteeld potorchidee’, met ieder een ‘team’ met ontwikkelpartners om zich heen.

Concurrentie loslaten

De teams zijn samengesteld uit de teeltmanager en/of de gewasbeschermingsspecialist van het bedrijf samen met externe specialisten voor bemesting, gewasbescherming, substraat en water, techniek en genetica. De samenstelling is afhankelijk van de behoefte van het bedrijf. De teeltmanagers van de pilotbedrijven komen om de zes weken samen in een excursiegroep. Daarnaast is er een strategische groep samengesteld uit de ondernemers van de bedrijven.
“Hoe breng je alle informatie bij elkaar over weerbaar telen, is de kern van het verhaal”, vertelt Van der Helm. “De inzet van iedereen moet zijn om de concurrentie onderling los te laten om samen iets te bereiken. Het allerleukste van dit initiatief is dat het echt dingen in gang zet. Van Iperen is bijvoorbeeld betrokken en doet proeven op basis van wat er speelt op de bedrijven. En zo gaan er vast meer dingen gebeuren.”

Meerdere uitdagingen

Ruud Duijvestijn is teelt- en energiemanager bij phalaenopsiskwekerij Opti-flor in Monster. Het bedrijf loopt mee in de pilot ‘100% Groen Geteeld’. Hij heeft inmiddels ervaring opgedaan met zo’n pilotgroep die is geformeerd rond Opti-flor. Daar zijn ook twee adviseurs van Royal Brinkman aangeschoven, evenals adviseurs van andere toeleveranciers. In deze groep worden alle zaken rond gewasbescherming besproken en brengen de adviseurs vanuit verschillende disciplines hun kennis bij elkaar. Dat levert levendige discussies op.
“We hebben meerdere uitdagingen in de phalaenopsisteelt. Vandatrips is de laatste jaren een lastige plaag.” En er zijn meer ziekten en plagen die aandacht vragen. Duijvestijn noemt drie fusariumsoorten en constante waakzaamheid die nodig is om dop- en wolluis te beheersen. Rhizoctonia is een van de schimmelziekten die de laatste jaren de kop opsteekt, waarvan lang niet iedere teler het ziektebeeld kent. Daarom is juist het uitwisselen van ervaring en delen van data zo belangrijk.

Van elkaar leren

Duijvestijn: “We duiken diep in de materie. Niet alles werkt wat we doen en daar leren we van.” Een meststof als Protix Flytilizer (op basis van chitine) kan een bijdrage leveren aan een gezond bodemleven. “Die hebben we bijvoorbeeld niet op de juiste manier toegepast weten we nu, waardoor de werking tegenviel. Er zijn veel interessante stoffen die de weerbaarheid kunnen verhogen, maar de juiste toepassing bepaalt het resultaat. Dan heb je de neiging om zo’n product te kwalificeren als niet werkzaam. Dat is misschien niet terecht, want bij een ander werkt het wel. Dat kunnen we dus van elkaar leren.
De samenhang tussen het brede spectrum aan middelen, beestjes, meststoffen, biostimulanten en klimaat bepaalt of een behandeling slaagt, maar die kennis is nog erg gefragmenteerd. Daarom is het belangrijk om via deze pilots ervaring uit te wisselen en data te verzamelen. “Zo kunnen we gefundeerd onderzoeken en doorontwikkelen met elkaar, vindt Duijvestijn. “Je wil blijven mogen produceren en je wil weten wat daarvoor nodig is.”

Tekst en beeld: Pieternel van Velden

 

  • Ruud Duijvestijn: “Je wil blijven mogen produceren en je wil weten wat daarvoor nodig is.”