In de opkweek al starten met biologische bestrijding krijgt steeds meer navolging. Beekenkamp Plants werkt bij jonge komkommerplanten met een overkill aan biologische vijanden. Hierdoor kan zowel de plantenkweker als zijn klant de tripsdruk en -schade beter onder controle houden. Een eyeopener, zegt Nathalie Zwinkels. “We kunnen nu een veel schonere plant maken dan met de reguliere teelt. Het is een kwestie van omdenken.”
Je komt niet zomaar binnen bij deze plantenkweker in ’s-Gravenzande. Hygiëne is hier het toverwoord, lacht Nathalie Zwinkels die in dienst is als gewasbeschermingsspecialist bij dit bedrijf. Na een grondig hygiëneprotocol te hebben doorlopen – het ontsmetten van handen en schoenen – mag de bezoeker het kantoorpand betreden, maar de kassen blijven een no-go area. “Op zich is dat jammer: dit is een mooi geoutilleerd bedrijf, voorheen ontvingen we hier veel bezoekers. Maar we willen ziekten en plagen buiten de deur houden. We hebben van de coronaperiode geleerd dat we ook op andere manieren kunnen communiceren. Bovendien willen we niet dat klanten het idee hebben dat Jan en alleman door onze kassen loopt.”
Nultolerantie
De plantenkweker teelt op de locatie in ’s-Gravenzande jonge planten van vruchtgroentegewassen. Die moeten schoon van ziekten, plagen en virussen naar de klant gaan, zegt Zwinkels. “We werken met een nultolerantie. Dat is de laatste tien jaar een steeds grotere uitdaging geworden door het slinkende middelenpakket. In de opkweek van jonge planten wordt sowieso weinig chemie gebruikt, omdat het om een zeer gevoelig gewas gaat. Daarnaast krijgen we steeds vaker vragen van klanten naar een residuprofiel.”
Het bedrijf hanteert een systeem van geleidebestrijding, het zet alleen middelen in als dat nodig is, niet op basis van Russische roulette, vervolgt zij. “We baseren ons op feiten van wat in de kassen gebeurt. Dat betekent dat je een gedegen digitaal gewasscouting- en monitoringssysteem nodig hebt en erbovenop moet zitten. We kunnen op een dashboard op de 10 cm af nauwkeurig zien wat de situatie in de verschillende afdelingen is.”
Emotioneel moment
De klant wil schoon met een nieuwe teelt starten, weten ze bij de plantenkweker. Het bedrijf streeft er naar gezond plantmateriaal te leveren, weerbaar en productief, en vrij van ziekten en plagen. “De start met nieuwe planten is altijd een emotioneel en spannend moment voor de teler”, aldus de gewasbeschermingsspecialist.
“Als de planten aankomen en de teler ziet een trips lopen, wordt hij daar doodongelukkig van. Dat moeten we te allen tijde voorkomen. Die verantwoordelijkheid is hoog, maar die willen we als bedrijf nemen. Hoewel er geen klachten van klanten kwamen, vonden we op een gegeven moment de kwaliteit van onze komkommerplanten wat tripsdruk betreft niet meer Beekenkamp-waardig, vooral in de zomer. Maar we hadden binnen het huidige middelenpakket geen speelruimte meer om de lat nog hoger te leggen.”
Pilot met biologie
Het bedrijf klopte vier jaar geleden bij Koppert aan met de vraag of zij ‘iets’ konden betekenen op het gebied van biologische bestrijding. Dat ging niet zonder slag of stoot: vooral bij de kwekerij zelf stond niet iedereen direct te trappelen om met natuurlijk vijanden aan de slag te gaan. Het is een andere manier van denken, van werken, zegt Zwinkels. “Je moet de mensen wel in dat proces meekrijgen.”
Het idee werd aan vijf komkommertelers voorgelegd, die het samen met de plantenkweker aandurfden de pilot aan te gaan om de planten alleen met biologie op te kweken. “Dat hebben we één seizoen gedaan en daar werden we allemaal heel blij van. We konden de druk en schade door trips veel beter onder controle houden dan met de reguliere teelt. Dat was een ware eyeopener voor ons.”
Er werd gekozen voor een intensief programma met een overkill aan natuurlijke vijanden, die twee keer per week met een Airobug over het gewas worden verspreid. De kunst is om zoveel biologie uit te zetten, zodat plaaginsecten niet de kans krijgen de kop op te steken, ook niet in de moeilijkste tijd van het jaar, legt Wim van der Meer uit, consultant opkweek jonge planten bij Koppert. “We werken bewust niet met een biologisch evenwicht, omdat dan het risico bestaat dat er een teveel aan tripsen komt. We hebben de aantallen en doseringen uit de praktijkteelt gehaald, dat moet je met elkaar ervaren.”
Zwinkels vervolgt: “Je ziet dat de beestjes 24/7 voor je aan het werk zijn, dat ze continu elke vierkante centimeter op het gewas afgrazen. Er gaat een proces van omdenken aan vooraf om te beseffen dat een plant met biologie schoner kan zijn.”
Sneeuwbaleffect
Het opkweekbedrijf gebruikt Swirski-Mite (roofmijt), Nutari (voedermijt), Spidex (roofmijt tegen spint) en het schimmelpreparaat Mycotal. Swirksi is een generalist die wordt ingezet tegen trips en wittevlieg en is ook werkzaam tegen kasspint eitjes. Nutari is er om de Swirki te voeren. Spidex werkt tegen kasspint en wordt preventief ingezet, aldus Van der Meer.
“Een komkommerteler wisselt twee à drie keer per jaar van teelt, ook in de zomerperiode, als de druk van trips en spint hoog is of kan zijn. Het kan dus gebeuren dat een kas bij een teeltwissel niet helemaal schoon is. Dan is het fijn dat er nieuwe jonge planten de kas inkomen met een legertje biologische vijanden erop, dat de plaaginsecten gelijk te lijf kan gaan.” Het schimmelpreparaat werkt vooral tegen wittevlieg.
Zwinkels krijgt positieve reacties van klanten op de nieuwe strategie. Het brengt een sneeuwbaleffect teweeg, zegt zij. “Op het moment dat de jonge planten de kas binnen komen, zitten er dus al beestjes op het gewas, die aan het werk kunnen. Dat bespaart geld als de teler zelf ook aan biologische bestrijding doet. Verder is de plant schoon, waardoor minder chemie gebruikt hoeft te worden. De teler houdt zijn gewasbeschermingsmiddelen in de kast en kan die op een ander moment inzetten, als dat wél nodig is. Hij heeft meer speelruimte en de middelen blijven actiever.”
Andere uitdagingen
Nu de plantenkweker het opkweken van jonge komkommerplanten met natuurlijke vijanden als norm hanteert, rijst de vraag of dit ook voor andere vruchtgroentegewassen in de 12 ha grote kas geldt, zoals aubergine, tomaat en paprika. “We willen heel graag uitbreiden naar andere gewassen, maar we focussen ons eerst op komkommerplanten”, zegt Zwinkels. “De problemen met trips in combinatie met de tijd van het jaar is in komkommer het grootst, de plant reageert heel specifiek op de druk van het plaaginsect. Tomaat bijvoorbeeld, heeft van nature minder last van de tripsplaag zelf, maar kent uitdagingen op andere vlakken, zoals virussen. Die risico’s maken dat een tomatenteler emotioneel nog niet toe is aan volledige biologische bestrijding.”
Om de thema’s van de toekomst het hoofd te bieden, blijven het opkweekbedrijf en de leverancier van biologische bestrijders op zoek naar en een pad voorbereiden voor de inzet van biologie in andere gewassen. “Steeds meer middelen krijgen geen toelating, dat vraagt in rap tempo om andere oplossingen”, aldus Zwinkels. Van der Meer: “Voor ons ligt hier de uitdaging om alternatieven aan te dragen. Dat zit in ons vizier en daar werken we gezamenlijk stap voor stap naartoe.”
Tekst: Annemarie Gerbrandy, beeld: Fotostudio G.J. Vlekke