De leveranciers van krijt en coatings blijken de prestaties van hun product soms op verschillende manieren te meten. Dat leidt in de praktijk tot misverstanden. Er worden appels met peren vergeleken. Alleen een eenduidige netto meting door een onafhankelijk instituut volgens NEN2675 geeft duidelijkheid.

Toen de eerste moderne coating op de markt kwam, was het gebruikelijk om het licht in de kas als een percentage van het licht buiten aan te geven. Veel van de regelingen in de kas, bijvoorbeeld het dichttrekken van het vaste scherm, zijn immers gebaseerd op de instraling van de zon.
Het percentage scherming van de coating was dan in feite de optelsom van de kasdelen die licht wegnemen plus de coating zelf. Een bruto getal dus. Bijvoorbeeld 60%, terwijl de bijdrage van de coating maar 30% is.

Verschillende getallen

Er zijn veel ontwikkelingen waardoor die aanduiding geen hout meer snijdt. Ten eerste hebben kassenbouwers de lichtinval in de kas verbeterd. Lichtere constructie, grotere ruiten, ander glas. Daardoor is het bruto-schermingspercentage gedaald. Terwijl de coating nog precies hetzelfde doet.
De tweede ontwikkeling is dat er tegenwoordig meer soorten coatings zijn. Ze kunnen selectief warmte (infraroodstraling) wegschermen of maken het licht diffuus. Dat heeft tot gevolg dat je bij de keuze voor een product meerdere getallen moet beoordelen. De mate waarin de coating warmtestraling tegenhoudt, de mate waarin hij PAR-licht weert, de mate waarin hij het licht diffuus maakt.
Vaak is het een combinatie: een hittewerend product schermt ook een beetje van het PAR-licht weg. Dat geldt ook voor een diffuus product. Je moet dus twee getallen bekijken: het percentage hittewering of diffusiteit en het percentage doorlatendheid voor PAR.
En dan wordt het lastig: de getallen van de leveranciers zijn soms niet goed te vergelijken omdat ze op verschillende manieren hebben gemeten. Het is dit fenomeen, meer nog dan het verschil tussen bruto en netto, dat voor de meeste verwarring zorgt. De verschillen tussen de coatings zijn namelijk helemaal niet zo groot als cijfers, die in de praktijk circuleren, suggereren.

Eenduidige meetmethode

Sinds 2018 zou er eigenlijk geen reden meer moeten zijn voor misverstanden. Toen is de nieuwe norm voor lichtdoorlatendheid van glas (NEN2675) ingegaan. Die geeft precies aan hoe en wat gemeten moet worden. Dat is: loodrechte en hemisferische transmissie van PAR-licht, transmissie van UV en nabij-infrarood (NIR), warmte-input (solar factor) en diffusiteit.
Dat er toch nog verschillende, onvergelijkbare getallen circuleren kan maar één reden hebben: niet alles wordt volgens deze NEN-norm gemeten.
De metingen volgens de norm vergen speciale apparatuur. Door de coronacrisis is de verbreiding daarvan geremd. Daardoor is het Lichtlab van Wageningen University & Research nog steeds de belangrijkste plek om onafhankelijk te meten.

Bruto en netto

Daarnaast is er nog het punt van bruto- en nettoscherming. In de praktijk wordt nog vaak gewerkt met de brutogetallen. Dus de scherming door de kas zelf plus de coating. Dat wekt eigenlijk alleen maar verwarring. Ook dit is sinds de invoering van de NEN-norm niet meer nodig.
Het verschil tussen bruto en netto kan 27-37% bedragen. Het glas vangt namelijk zo’n 17% van de zonnestraling weg, de kasconstructie 10-20%, afhankelijk van de leeftijd van de kas.
Conclusie: wie coatings goed wil vergelijken moet vragen om meetwaarden volgens de NEN2675-norm.

Tekst: Tijs Kierkels