De afgelopen jaren was de Turkse mot een hoofdpijndossier voor gerberatelers. Nadat enkele chemische gewasbeschermingsmiddelen wegvielen, waren de rupsen lastig effectief te bestrijden. “Dat leidde in de zomer vaak tot een populatie-explosie en grote schade in het gewas”, stelt teeltconsultant Eugenie Dings. Scoutingsmethoden met behulp van drones en de toelating van een nieuw, specifiek rupsenmiddel in augustus jongstleden bieden hoop op betere resultaten.
Een combinatie van factoren maakte de bestrijding van Turkse mot rupsen extra uitdagend. De beschikbare chemische middelen schoten ofwel tekort in effectiviteit, of waren niet goed integreerbaar met biologische bestrijders. Daarnaast wisselt de effectiviteit bij bacteriepreparaten van Bacillus thuringiensis (Bt’s). Deze blijken jonge rupsen in de larvale stadia 1 en 2 weliswaar goed te bestrijden, maar hebben veel minder effect op oudere, grotere rupsen.
“Daar komt bij dat jonge rupsen hoofdzakelijk aan de onderkant van bladeren zitten, en dat het in een dicht, volgroeid gerberagewas heel lastig is om een volledige gewasbedekking te verkrijgen met spuitvloeistof”, benadrukt Eugenie Dings van Flori Consult Group. Bovendien hebben rupsen van de Turkse mot de neiging om zich snel dieper in het gewas terug te trekken wanneer er gespoten wordt. “Alles bij elkaar verklaart dat de matige bestrijdingsresultaten in deze teelt, ook bij telers die goed op hun spuittechniek letten en alles uit de kast haalden om de rupsen hard aan te pakken.”
Motten in beeld
Zo konden populaties van Turkse motten – van oorsprong een exoot – zich jaarrond in kassen handhaven. ’s Winters houden ze zich gedeisd, om in het voorjaar bij oplopende temperaturen actiever te worden en zich in juli/augustus massaal te vermeerderen. Het was met recht een hoofdpijndossier. Deze zomer echter kwam er een kentering.
Dings: “De afgelopen twee jaar is gebleken dat drones met speciale camera’s de vliegende motten goed kunnen waarnemen. Meerdere bedrijven hebben met dit PATS-C concept ervaring opgedaan en dat heeft meer inzicht gebracht in de levenscyclus van motten in de kas. In combinatie met gewaswaarnemingen en vanglampen kunnen telers de bestrijding van jonge rupsen nu beter timen.”
Nieuw middel
Een nieuwe en wellicht grotere doorbraak volgde in augustus van dit jaar met de toelating van Proclaim. Het is een specifiek rupsenmiddel van natuurlijke oorsprong met als werkzame stof emamectine benzoaat. “Wat dit middel zo waardevol maakt, is zijn translaminaire werking”, aldus de consultant. “Dat betekent dat het in het blad wordt opgenomen en via het bladweefsel actief naar de onderzijde van het blad wordt getransporteerd. Zelfs als de onderzijde niet is geraakt door de spuitvloeistof, nemen jonge rupsjes die oppervlakkig van het blad vreten het middel op en gaan ze er snel aan dood. Dat scheelt aanzienlijk. Het is geen systemisch middel, dus een zo volledig mogelijke gewasbedekking blijft wel degelijk van belang.”
Bewaren als noodrem
Het nieuwe middel is uitsluitend toegestaan in bedekte teelten en mag drie keer per jaar worden ingezet. Vanwege de grote kans op plaagexplosies in augustus, raden producent Syngenta en Flori Consult Groep aan om het middel in de gerberateelt voor die periode achter de hand te houden.
“Stel een bespuiting zo lang mogelijk uit, maar aarzel niet om het in te zetten wanneer de aantallen rupsen hartje zomer flink toenemen”, zegt Dings. “Wij zien het vooral als een goede noodrem om een uitbraak de kop in te drukken en het najaar relatief schoon te kunnen eindigen. Een herhalingsbespuiting kan wenselijk zijn. Je moet je wel realiseren dat sommige biologische bestrijders er ook last van hebben. Die zijn kort na toepassing wel weer inzetbaar, maar het is beter om het biologische systeem zo lang mogelijk overeind te houden.”
Tekst: Jan van Staalduinen, beeld: Biobest