Tijdens de spuitlicentiecursussen die ik geef, wordt mijn blikveld verbreed naar problemen in de open teelten. Wat betreft beheersing van ziekten en plagen wordt er met een jaloers oog gekeken naar de glastuinbouwsector. Het klimaat is beter te sturen, het teeltsubstraat is zelf uit te kiezen en water doseren kan op maat. Zo zijn ziekten en plagen eenvoudig buiten de deur te houden, toch?

Ondanks de voordelen, is de realiteit in de bedekte teelten vaak ingewikkelder. De optimale klimaatcondities blijken niet alleen gunstig voor het gewas, maar zijn ook zeer bevorderlijk voor de ontwikkeling van ziekten en plagen. Kortom, ook hier lijkt het gras aan de andere kant groener. Voor een lichtpuntje in de donkere herfstperiode, wil ik deze keer daarom wat nieuwe inspiratie vanuit de open teelten naar de bedekte teelten halen.

Integrated Crop Management (ICM)

De meesten zijn inmiddels wel bekend met het principe van Integrated Pest Management (IPM), waarbij een ziekte of plaag binnen één gewas en één jaar wordt beheerst. De aandacht ligt hierbij op preventieve teelt- en klimaatmaatregelen, zodat er met zo weinig middelen gecorrigeerd hoeft te worden.
Maar ik ben wel benieuwd in hoeverre we ons ook in de glastuinbouw kunnen laten inspireren door de ontwikkelde Integrated Crop Management (ICM) benadering van de open teelten. Deze richt zich op een gezond gewas met aandacht voor vruchtwisseling en een preventiebeleid dat toereikend is over meerdere jaren en tegen meerdere ziekten en plagen. Bij de ICM-aanpak is er een vaste blauwdruk ontwikkeld waarmee invulling is te geven aan de bescherming tegen ziekten en plagen. Het bestaat uit vijf pijlers: 1. Gewasdiversiteit in ruimte en tijd, 2. Ras en teeltwijze, 3. Substraat/Bodembeheer, 4. Gerichte bestrijding en 5. Monitoring & Evaluatie.

Gewasdiversiteit

Bij de eerste pijler, gewasdiversiteit, valt al op dat daar in bedekte teelten (nog) weinig mee gebeurt. Er wordt tomaat, aubergine, roos of potplanten geteeld en daar zit weinig variatie in. De ziekten en plagen kunnen per cultivar verschillen, maar deze hebben een manier gevonden om te overleven en zijn er het volgende jaar weer. In het teeltplan in de kas, wordt nog weinig rekening gehouden met tussenplantingen met andere minder vatbare rassen. Terwijl meer diversiteit in de kas kan leiden tot betere voeding, vestiging van nuttige insecten en micro-organismen. In de open teelten zijn er positieve resultaten bereikt bij bedrijven die aan de slag zijn gegaan met strokenteelt, waarbij verschillende gewassen in stroken van 3 of 6 meter geteeld worden.

Ras en teeltwijze

Bij de tweede pijler, ras en teeltwijze, zijn meer mogelijkheden. Het rassenaanbod wordt breder, met meer aandacht voor bredere resistenties. Hier ligt de valkuil op de loer om alleen oog te hebben voor nieuwe rassen, maar verder geen veranderingen door te voeren om de ziektedruk te verlagen. Hierdoor zijn nieuwe, moeizaam ontwikkelde resistenties gemakkelijk weer te doorbreken. Kortom; aandacht voor hygiëne, verwijderen van besmet plantmateriaal en actief verlagen van de ziektedruk blijft noodzakelijk. Hier hoort ook een vroegtijdige screening van nieuw plantmateriaal bij op de aanwezigheid van ziekten en plagen. Een schone start is cruciaal, ook voor een weerbare teelt.

Bodembeheer

Aan de derde pijler, bodembeheer, heb ik substraat toegevoegd. Het teeltmedium mag niet meer een black box zijn, maar als teler moet je weten welke weerbaarheid in het teeltmedium al aanwezig is bij de start van een teelt en welke aanvullingen er nog nodig zijn. Daarbij kun je kiezen voor het (laten) toevoegen van plantengroei bevorderende schimmels en bacteriën (bijvoorbeeld Trichoderma schimmels) en/of koolstof-houdende producten toevoegen die de activiteit van al aanwezige nuttige bacteriën en schimmels juist versterken (bijvoorbeeld humine- en fulvinezuren).

Gerichte bestrijding

Bij de vierde pijler, gerichte bestrijding, is het duidelijk dat deze pijler steeds kleiner zal worden. Bij het gebruik van laag-risico gewasbeschermingsmiddelen, blijft preventieve inzet belangrijk. Check hiervoor ook spuitadvieskaarten van toeleveranciers. Voordat een ziekte of plaag er is, dient het product al als een beschermend schild zijn werk te doen. Achteraf ingrijpen blijft lastig. Met de kennis dat de meeste sporen vocht nodig hebben voor de kieming, blijft er aandacht nodig voor de teeltwijze en klimaatsturing om het risico van condensatie op het gewas te verlagen. In deze categorie past ook de keuze voor pH verhogende middelen (onder andere producten met calcium) om de ontwikkeling van schimmelsporen te vertragen.

Blijf puzzelen: Monitoring & evaluatie

De vijfde pijler, monitoring & evaluatie, is ook bekend van de IPM-tool. Als het geraamte eenmaal staat, dan is het zaak om bouwstenen toe te voegen of weer weg te laten. In de complexe realiteit, waarbij heel veel maatregelen en acties tegelijkertijd plaatsvinden is dit nog niet eenvoudig. Maar hou ook hier het gewas zelf goed in de gaten en stuur tijdig bij als dat nodig is. Blijf doorgaan met puzzelen en sta open voor nieuwe ideeën van collega’s en adviseurs om samen verder te komen om de ontbrekende puzzelstukjes aan te vullen.

Tekst: Jantineke Hofland-Zijlstra, Weerbare Plant, beeld: Vidiphoto